meer NPO start

Misleidt minister Schultz de Kamer over Dieselgate?

Misleidt minister Schultz de Kamer over Dieselgate?

'Wat wisten overheden en instanties in Nederland over mogelijke manipulatie?' Het was de onderkop boven een artikel dat we eind januari publiceerden over ‘Dieselgate’: één van de grootste bedrijfsschandalen in de geschiedenis.

Volkswagen bleek miljoenen auto’s te hebben uitgerust met speciale software waardoor ze alleen in het laboratorium ‘schoon’ presteren, maar op de weg vele malen vervuilender zijn. Het dieselschandaal deed de autoindustrie op haar grondvesten trillen.

Op basis van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) kregen we documenten en e-mailcorrespondentie in handen tussen onder meer ambtenaren van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW), onderzoeksinstituut TNO en autofabrikanten.

De enorme stapel stukken maakte duidelijk dat Nederlandse diensten wel degelijk al een tijd aanwijzingen hadden voor manipulatie door de autoindustrie. Zo kwamen we in e-mails over twee Volkswagens, gedateerd 17 september 2012, al de term ‘gesjoemel’ tegen.

Waarschuwing

TNO, dat in opdracht van het ministerie de uitstoot van auto’s in de praktijk onderzoekt, meldde dat de EGR (een systeem dat de uitstoot van schadelijke stikstofoxiden (NOx) moet beperken, red.) 'selectief lijkt te worden bediend'. Een ambtenaar reageerde met een waarschuwing: 'Hou goed in de gaten wat er met de gereglementeerde emissies (vooral NOx) gebeurt. Het kan een aanwijzing zijn voor eventueel gesjoemel met de calibratie.'

Enkele maanden geleden onthulden we op basis van gelekte e-mails dat ook de Europese Commissie al in 2012 op de hoogte was van manipulatie. Medewerkers van het onderzoeksinstituut van de Commissie spraken onderling van een duidelijk voorbeeld van ‘hard cycle beating’: het bewust omzeilen van de emissietest. Brussel waarschuwde op haar beurt de lidstaten. 

Uiteraard kregen wij slechts een relatief beperkt aantal documenten onder ogen. Hoe anders was dat voor de onderzoekscommissie van het Europees Parlement, die de afgelopen maanden onderzoek deed naar wat lidstaten en bestuurders in Brussel wisten van de trucs van autofabrikanten en wat zij met die kennis hebben gedaan. De onderzoekers kregen toegang tot documenten van de Commissie en de lidstaten en hoorden alle politieke kopstukken. Gisteren publiceerden ze hun voorlopige feitenrelaas. 

Luis in de pels

Verrast door de conclusies werden we niet, aangezien het beeld zich het afgelopen jaar al gezet had: de Commissie was al jaren op de hoogte van gerommel door de autoindustrie, maar pakte niet door. Hetzelfde gold voor de lidstaten. 

De harde conclusies geven opnieuw aanleiding nog eens kritisch naar de rol van die lidstaten te kijken. En in ons geval: Nederland. Want het zijn de lidstaten die een belangrijke rol vertolken: ze zijn verantwoordelijk voor de toelating van personenauto’s en voor de controle. 

Na Dieselgate werd er vooral afgegeven op de autoproducerende landen. Duitsland, Frankrijk en Italië hadden de belangen van hun eigen fabrikanten - en grote werkgevers - laten prevaleren boven de volksgezondheid. Juist de lidstaten zonder autofabrikanten, waaronder Nederland, hadden dus de rol van luis in de pels kunnen spelen. 

Een andere aanleiding om nog eens kritisch naar de Nederlandse rol te kijken ligt ook besloten in antwoorden van minister Schultz van Haegen van Infrastructuur en Milieu  en haar staatssecretaris Dijksma aan de Kamer afgelopen week. Daarin nemen ze namelijk een nogal opmerkelijke stelling in:

Het ministerie was pas in het najaar van 2015, zo schrijven beide bewindsvrouwen, op de hoogte van softwarefraude. 'Eerder (…) was er geen vermoeden dat (…) sprake kon zijn van fraude.' Dat klinkt erg overtuigd uit de mond van de minister en haar staatssecretaris. Dat er geen bewijs was van fraude of gesjoemel lijkt aannemelijk, maar dat ook maar ieder vermoeden ontbrak valt niet met droge ogen te beweren. 

Vermoedens waren er al

Ik herlas de e-mails nog eens die we begin dit jaar in handen kregen. In de eerder geciteerde correspondentie over de twee Volkswagens wordt al duidelijk dat die vermoedens er wel degelijk waren.

Niet alleen gaat het over ‘gesjoemel met de kalibratie’. Onderzoekers van TNO melden ook dat de auto’s bij verschillende temperaturen compleet anders presteren qua uitstoot. ‘Het eigenaardige aan deze auto was dat bij olietemperaturen van 5 en 85 graden geheel andere NOx-emissies werden gemeten dan bij 20-30 graden’, aldus TNO.

De marge van twintig tot dertig graden is niet toevallig. Het is de voorgeschreven bandbreedte waarbinnen emissietests in het lab moeten plaatsvinden. Ook TNO en ambtenaren wisten dat. Ze moeten zich toen al hebben afgevraagd of fabrikanten hun auto’s misschien afstelden op temperatuur. 

Staatssecretaris Dijksma schreef vorige week nog aan de Tweede Kamer dat Volkswagen per brief op 26 juli 2012 met een technische verklaring kwam voor de grote afwijkingen van de beide Passats. Dat emissiesystemen bij lage temperaturen uitgeschakeld werden - en de auto dus viezer werd - was volgens VW nodig om de motor te beschermen. Een volgens het ministerie legale ‘ontsnappingsclausule’. Kortom, men had geen enkele aanleiding om fraude te vermoeden. 

Maar is dat zo? De e-mails waarin ambtenaren hun vermoedens van manipulatie uitspreken (“gesjoemel met de kalibratie”) dateren van september, twee maanden later. Kennelijk kon de uitleg van Volkswagen de twijfels bij de ambtenaren op het ministerie van IenM niet wegnemen.  

Ook later, in het voorjaar van 2015 - nog steeds een half jaar voor het uitbreken van het dieselschandaal - wordt er gespeculeerd over gesjoemel. Een TNO-onderzoeker toont zich terughoudend als een ambtenaar opwerpt dat er sprake kan zijn van 'cycle beating’: het bewust omzeilen van de test.

Volgens TNO is dat met bestaande meetprogramma’s niet te meten. De ambtenaar vraagt zich af waarom TNO zo voorzichtig is, maar laat het er vervolgens bij zitten (‘als cycle beating verboden is, ga ik ervan uit dat het niet gebeurt’). Toch lijkt hij niet overtuigd en worstelt hij met de vraag wat het ministerie moet zeggen als een journalist vragen gaat stellen. 

Vermoedens waren er dus wel degelijk. Is het relevant om de rol van Nederland zo onder het vergrootglas te leggen? Zeker. In de eerste plaats bijvoorbeeld omdat de Nederlandse RDW de afgelopen jaren zelf ook tal van auto’s op de weg toeliet. Auto’s die door Nederland van een goedkeuring zijn voorzien voor de hele EU omdat ze in de test kennelijk schoon genoeg werden bevonden. 

De RDW testte die auto’s het afgelopen jaar nog een keer en ontdekte, onder omstandigheden die afweken van de voorgeschreven testprocedure, flinke afwijkingen. De dienst heeft de fabrikanten om opheldering gevraagd. Nu pas, soms wel jaren na toelating. 

Een kritische blik naar het Nederlandse handelen - of nalaten - is ook gerechtvaardigd omdat de Nederlandse luchtkwaliteit tot de slechtste van Europa behoort. Alleen - o, ironie - de Duitse lucht is viezer.  Zo’n één miljoen Nederlanders lijden aan een longziekte. Duizenden overlijden vroegtijdig door de vieze lucht die ze dagelijks inademen. Onder meer veroorzaakt door honderdduizenden diesels die in de praktijk jarenlang veel viezere lucht hebben uitgestoten dan ze deden voorkomen. 

De hamvraag is dan ook: waarom deed Nederland ogenschijnlijk niets met de aanwezige kennis? Zoals gezegd, Nederland had geen autoindustrie om te beschermen. Was het bewust? Waren TNO en de RDW, die regelmatig door autofabrikanten worden ingehuurd voor tests en de toelating van voertuigen, bang opdrachten te verliezen bij een harde opstelling? Schultz en Dijksma hebben zich steeds verweerd door te stellen dat Nederland vooral heeft ingezet op een meer realistische test waaraan auto’s in de toekomst zouden moeten worden onderworpen. Dat zou de fabrikanten er wel toe dwingen om te stoppen met manipulaties. 

Die test is inmiddels ontwikkeld en wordt ook ingevoerd, maar tegelijk hebben fabrikanten bedongen dat de uitstootnormen waaraan auto’s moeten voldoen omhoog gaan. De vraag is bovendien of zo’n test gesjoemel helemaal gaat uitbannen of dat fabrikanten weer nieuwe trucs bedenken om de normen te omzeilen. Je kunt je dus afvragen of, als het inderdaad zo is dat Nederland vol heeft ingezet op een scherpere test, dat wel de juiste strategie is geweest. Waarom heeft Nederland niet zelf verder onderzoek gedaan naar de aanwijzingen die er waren van manipulatie door de autoindustrie? Of waarom heeft Nederland daar in Europa of bij andere lidstaten niet op aangedrongen? 

Wij hadden nog graag wat verder terug gekeken in de documenten om te zien of ze een antwoord bieden op deze vragen. We vroegen ook e-mails op uit de jaren 2010 en 2011, maar we kregen ze niet. De reden die het ministerie op gaf: de e-mailberichten bleken gewist. Dan ga je toch gauw denken dat er iets te verbergen valt. 

De Tweede Kamer debatteert morgen met minister Schultz over dieselfraude. Benieuwd of de Kamerleden genoegen nemen met de antwoorden van de bewindsvrouw. 

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.

In gesprek gaan over het oorlogsverleden van je familie: waarom dat moeilijk is en hoe je daar hulp bij kunt krijgen

In gesprek gaan over het oorlogsverleden van je familie: waarom dat moeilijk is en hoe je daar hulp bij kunt krijgen
Bron: ANP

Op 4 mei herdenken we oorlogsslachtoffers. Ook komen pijnlijke erfenissen van oorlog naar boven. Hoewel de Tweede Wereldoorlog 80 jaar geleden eindigde, werkt de nasleep in veel families nog altijd door. Maar daarover praten, kan moeilijk zijn.

Begin 2025 werden historische dossiers openbaar over mensen die na de Tweede Wereldoorlog werden verdacht van collaboratie. Sindsdien krijgt EenVandaag berichten van mensen die worstelen met het oorlogsverleden van hun familie. Een verleden dat soms beladen is door stilte en schaamte, en dat generaties lang kan doorwerken.

Oorlog werkt door in volgende generaties

"Je kan oorlog zien als een serie schokkende gebeurtenissen in een context zonder ruimte om daarvan te herstellen. Het is zo heftig om mee te maken dat mensen het de rest van hun leven meedragen en vaak doorgeven aan volgende generaties", vertelt psycholoog Anne Marthe van der Bles.

Van der Bles houdt zich bij ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum bezig met de psychosociale impact van oorlog, vervolging en geweld.

In de opvoeding

"Oorlogservaringen kunnen doorwerken in families op een manier die niet meteen problematisch hoeft te zijn. Zo leren mensen die de Hongerwinter meemaakten hun kinderen soms om zuinig te zijn met eten", vertelt Van der Bles verder.

"Maar oorlogservaringen kunnen ook negatieve sporen nalaten in de opvoeding. Ouders met trauma's zijn vaak minder emotioneel beschikbaar voor hun kinderen. Ik hoor van mijn behandelende collega-psychologen bijvoorbeeld dat Holocaustoverlevenden emotioneel vlak kunnen zijn. Niks is voor hen meer zo erg als dat wat ze hebben meegemaakt. Dus als een kind dan bijvoorbeeld een knie stoot, kunnen ze niet meer invoelen dat dat voor het kind erg is."

Bekijk ook

'Mijn ouders hebben het al zo zwaar, ik moet niet teveel zijn'

"Kinderen van oorlogsgetroffenen gaan soms zorgen voor hun ouders, vanuit het idee: er moet geen aandacht naar mij uit gaan, want mijn ouders hebben het al zo zwaar. Ik moet vooral niet teveel zijn."

"Het lastige is alleen dat een kind zelf niet doorheeft dat het zich zo gedraagt, en waar dat vandaan komt. Vaak komen kinderen in de naoorlogse generatie er pas later in hun leven achter dat hun gedrag in relatie tot de ouders gevormd is door het oorlogsverleden waar de ouders mee worstelden."

Identiteit: wie ben ik in relatie tot mijn ouders?

"Niet iedereen uit de naoorlogse generatie krijgt psychische klachten, maar veel mensen uit de naoorlogse generatie worstelen met vragen over hun identiteit: wie ben ik in relatie tot mijn ouders? Het verschilt dan per persoon of en in hoeverre die identiteitsvragen leiden tot bijvoorbeeld angst, depressieve gevoelens of psychosomatische klachten."

"Het is daarbij ook belangrijk om te beseffen dat het best een diverse groep is die last kan krijgen van het oorlogsverleden van de ouders", gaat de psycholoog verder. "Het gaat om mensen die zelf kind waren in de oorlog en daar ervaringen hebben, maar ook om wie decennia later is geboren en zich op een andere manier tot dat verleden moest verhouden."

Bekijk ook

'Fout zijn'

Onlangs onderzocht Van der Bles samen met collega-psychologen en historici hoe een familiegeschiedenis van collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog doorwerkt op kinderen en kleinkinderen van (vermeende) collaborateurs. Zij hielden interviews, en namen vragenlijsten af bij een panel van bijna 6.000 Nederlanders.

"Het grote verschil in hoe oorlog bij hen doorwerkt: het gaat om mensen die 'fout' waren of zo werden gezien. Een kind is niet verantwoordelijk voor de daden van de ouders, maar worstelt wel met het gevoel zelf ook 'fout' te zijn. Hoe verhoudt je je tot je ouders als zij dingen hebben gedaan waar jij moreel niet achter kunt staan?"

Verzwegen familiegeschiedenis en angst om veroordeeld te worden

"In gezinnen werd vaak gezwegen over de collaboratiegeschiedenis. Kinderen groeien dan op mét de ervaring van emoties - angst, boosheid of stress - maar zónder kader om te verklaren waar die emoties vandaan komen. Een kind internaliseert dan de gedachte: het zal wel aan mij liggen, er is iets mis met mij. En draagt dat gevoel met zich mee."

Je ziet ook dat veel kinderen van collaborateurs - zodra ze hun familiegeschiedenis weten - een angst houden om veroordeeld of buitengesloten te worden, vertelt Van der Bles. "Die angst is niet geheel onterecht, want in onderzoek zagen we dat 18 procent van de deelnemers zich niet prettig voelt bij het idee dat mensen in publieke functies, zoals politici of burgemeesters, het kind van een collaborateur zouden zijn. Dat is een minderheid, maar wel een met een sterk oordeel."

Meer begrip voor ingewikkelde last

Toch is er in de maatschappij meer begrip gekomen voor de ingewikkelde last die kinderen van collaborateurs ervaren. "Wij zijn al jarenlang welkom bij de Nationale Dodenherdenking", vertelt bestuurslid Hulpverlening bij de Stichting Werkgroep Herkenning José van de Kerkhof. Die stichting zet zich in voor nakomelingen van personen die verdacht werden van collaboratie met de bezetter.

"Er zijn mensen die niet aan ons gelieerd willen zijn, want dan erkennen ze dat ze deel uitmaken van die groep", vertelt Van de Kerkhof. "Het opengaan van de archieven heeft ook tot veel onrust geleid: oude pijn en ervaringen komen naar boven. Toch komen er sinds die opening wel veel verhalen naar buiten en is er meer aandacht."

info

Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR)

Sinds januari 2025 kunnen dossiers van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) worden bekeken in de studiezaal van het Nationaal Archief. De digitale openbaarheid van archief is voorlopig uitgesteld, na dwingend advies van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).

"Als stichting zijn wij van mening dat openbaarheid goed is", zegt Van de Kerkhof hierover, "want het archief geeft inzicht in de geschiedenis en naoorlogse rechtspraak. Wel zetten wij ons in voor zorgvuldigheid in het digitaal beschikbaar maken van informatie: zonder enige bescherming en voorwaarden is dat verre van wenselijk."

Dubbel gevoel

Tegelijkertijd blijft er een dubbel gevoel, zeggen Van de Kerkhof en Van der Bles. Hoe kan het praten over de last die kinderen van (vermeende) collaborateurs ervaren, samengaan met het herdenken van de slachtoffers in de oorlog en met het verdriet van hún kinderen?

"Sommige kinderen van collaborateurs voelen die spanning zeker", zegt Van der Bles. "Ze vragen zich af: heb ik wel recht op hulp, want het zou eigenlijk moeten gaan om de slachtoffers en hun kinderen. Maar leed vergelijken, helpt niet. Op een maatschappelijke dag als 4 mei is dat ingewikkeld, maar psychologisch gezien kun je ieder mens als individu benaderen en aandacht geven aan diens pijn zonder die steeds af te zetten tegen het leed van anderen."

Leed niet vergelijken, maar dialoog aangaan

"De nabestaanden van onder meer Joodse mensen hebben ontzettend veel pijn, en dat is heel begrijpelijk", zegt Van de Kerkhof hierover. "En ook de nabestaanden van mensen die in het verzet zaten, kunnen een grote psychologische last ervaren. Je kunt en mag leed niet vergelijken maar je kunt wel naar elkaar luisteren en elkaar zien."

"Juist daarom proberen we een dialoog te starten in de samenleving", gaat ze verder. "Zo organiseerden we in het najaar een symposium, waar naast wijzelf ook mensen uit de Joodse gemeenschap en mensen met een familiegeschiedenis in het verzet aanwezig waren. We stoken de hand uit naar elkaar."

info

Wie herdenken we op 4 mei?

De Nationale Dodenherdenking is zowel een aanjager van discussies, als onderhevig aan discussie over wie herdacht moet worden en welke verhalen verteld moeten worden. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft de taak om hier richting aan te geven.

Volgens de officiële tekst herdenken wij 'tijdens de Nationale Herdenking alle burgers en militairen die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord; zowel tijdens de Tweede Wereldoorlog en de koloniale oorlog in Indonesië, als in oorlogssituaties en bij vredesoperaties daarna.'

Praten zet dingen in beweging

"Praten over het oorlogsverleden kan spannend zijn, zeker binnen de familie", zegt Van der Bles. "Toch raden we het vanuit ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum sterk aan. Er is zoveel gezwegen: praten zet iets in beweging."

Algemene tips zijn er niet, want elke familiegeschiedenis is anders. "Maar luisteren zonder oordeel is altijd belangrijk", zegt ze. "We zien ook dat kleinkinderen het gesprek vaak makkelijker openen. De afstand helpt: het is toch anders als je opa 'fout' was dan je vader. Zij voelen meer ruimte om nieuwsgierig te vragen: wie staat er op deze foto? Of: wat weet u over dat NSB-verleden?"

Hulplijnen

Lukt praten met familie niet meteen, dan zijn er verschillende plekken waar je terechtkunt, zegt Van der Bles. "De Luisterlijn is 24/7 bereikbaar. Het Contactpunt Naoorlogse Generaties kent de historische context goed. En bij de Stichting Werkgroep Herkenning zit veel ervaringsdeskundigheid."

Van de Kerkhof van die stichting: "Mensen kunnen bij ons terecht met algemene vragen, wij bieden een luisterend oor. Over je gevoelens en ervaringen praten helpt. Als kinderen van collaborateurs advies zoeken hoe ze met hun ouders kunnen praten, dan vraag ik bijvoorbeeld of ze al precies weten wat er destijds gebeurd is. We geven ook altijd het advies het dossier te lezen, zodat je zo min mogelijk verrast wordt."

Bekijk ook

Doorverwijzen en gespreksgroepen

"Wij kunnen geen therapeutische behandeling bieden, maar als in het telefoongesprek blijkt dat je meer hulp zoekt, kunnen we je verwijzen naar de juiste plekken", gaat Van de Kerkhof verder. Bij behoefte aan meer zorg en hulp, kan dit ook besproken worden met de huisarts.

Ook organiseert de stichting gespreksgroepen en contactmiddagen. "Daar is steeds meer behoefte aan. Vaak kunnen kinderen moeilijk praten met ouders die collaboreerden of daarvan verdacht werden. Families vallen ook uit elkaar: de een wil het er wel over hebben, de ander niet. Dan is het fijn om je schaamte, schuld en andere gevoelens te kunnen delen met andere lotgenoten. Dan krijg je herkenning in elkaar."

Waarom het zwijgen doorbreken

"Ik hoor dat mensen het onwijs spannend vinden om te praten over het oorlogsverleden met familie, maar weet ook dat veel mensen die het tóch hebben gedaan daar heel blij mee zijn", zegt Van der Bles. "Zij zeggen dat het veel rust geeft om de feiten te kennen, dat het puzzelstukjes op zijn plek kan laten vallen."

Van de Kerkhof: "Kinderen van collaborateurs vinden het heel erg als er in de familie nooit over gesproken is, en ze er dan pas na overlijden van de ouders achterkomen wat er is gebeurd. Dan blijf je met vragen achter, die je niet meer kunt stellen. Als je dus nu al met vragen zit, kan het toch fijn zijn om daar antwoorden op te zoeken."

Dichter bij elkaar komen

"Wat je soms ook ziet gebeuren, en wat je ook hoopt, is dat mensen dichter bij elkaar komen", zegt Van der Bles tot slot.

"Dat ze begrijpen waarom dingen zo gelopen zijn, waar bepaalde houdingen of gedrag vandaan komen. En op een groter maatschappelijk niveau: dat we lessen kunnen leren uit het samen praten over verschillende ervaringen met de oorlog."

Bekijk ook

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.

Ruilen van woning als vakantie? Annemarie doet het al jaren: 'Ik vind dat sociale gewoon heel leuk'

Ruilen van woning als vakantie? Annemarie doet het al jaren: 'Ik vind dat sociale gewoon heel leuk'
Bron: Eigen foto

Ruilen van woning om uit de alledaagse sleur te komen? Annemarie doet dat regelmatig. Het voelt voor haar als vakantievieren. Thuis komt ze niet tot rust, tijdens zo'n een woningruil wel. "Ik vind het leuk om even in iemand anders leven te stappen."

"Ik ben er eigenlijk al 38 jaar geleden mee begonnen", vertelt Annemarie Oppedijk (68). Ze was net gescheiden en moest samen met haar zoontje van 2 jaar het leven opnieuw opbouwen. Geld voor een vakantie naar het buitenland was er niet. "Ik was echt superarm, had niets meer. Maar ik dacht: ik laat het hier niet bij zitten."

Geen geld voor vakantie

Annemarie wilde niet in een slachtofferrol kruipen en toch een leuke vakantie voor zichzelf en haar zoontje plannen, vertelt ze. "Ik had zoiets van: dit zijn mijn omstandigheden. Maar ik laat me er niet onder krijgen."

Ze kwam na het lezen van een advertentie in contact met het Interkerkelijk Woningruil Bureau (IWB). Een organisatie die mensen die graag een paar weken op vakantie willen verbindt met mensen die geen leegstaand huis willen achterlaten wanneer ze er voor langere tijd niet zijn.

'Dit is te gek'

"Dat ging toen nog allemaal via de telefoon, maar zo is het dus begonnen. De eerste keer was in een heel mooi huis bij een park in Dronten. We waren er 2 weken", blikt Annemarie terug op die woningruil van meer dan 30 jaar geleden.

"Die mensen hadden kippen en dat vond mijn zoontje natuurlijk geweldig. Zelf dacht ik van: joh, van een flatje naar zo'n prachtig huis met een mooie tuin eromheen, dit is te gek. Ik vond het ook zo bijzonder dat ze hun huis aan mij toevertrouwden."

Bekijk ook

Een 'nieuw' huishouden

Naast het genieten van de locatie, de dieren, wandelingen in het dorp en praatjes met buren en anderen uit de omgeving, nam Annemarie in die 2 weken ook het huishouden van de huiseigenaars over. Ook dat hoort een klein beetje bij een woningruil, vertelt ze.

"Het is niet zo dat ik hele dag stond te poetsen en te boenen. Tijdens zo een woningruil ben ik weinig binnen, maar je houdt het wel allemaal een beetje bij. Je laat het huis achter zoals het was toen je erin kwam."

Kleine flat

In de tussentijd zat er niemand in Annemarie's huis. Echt ruilen deed ze toen nog niet, omdat ze het idee had dat haar woning geen 'ruilmateriaal' was. "Het was maar een klein flatje. Dus daarom ben ik toen alleen op woningen gaan passen."

Maar na twee keer oppassen, en door in gesprek te gaan met andere oppassers en ruilers, merkte ze dat er toch animo was voor haar 'kleine flatje' in Amersfoort. "Mensen zeiden van: 'Nee joh dat is juist fijn. Wij hebben een heel groot huis, maar wij vinden het juist leuk om een keer in een appartementje te verblijven.'"

Perfecte eerste match

Dus ze probeerde het. Het derde huis waar ze voor een paar dagen introk was om te ruilen, niet alleen om op te passen. "Die eerste keer was wel heel spannend", vertelt Annemarie. "Want je laat gewoon een wildvreemde in je huisje."

Ze ruilde met een andere moeder, ook net gescheiden. Het bleek een perfecte match. "Zij deed het ook voor de eerste keer. Dus zo hebben we elkaar een beetje kunnen helpen. En tijdens het ruilen bleven we met elkaar in contact." De twee moeders belden met elkaar. "Want er was nog geen WhatsApp."

Bekijk ook

'Ik vind het gewoon zo leuk'

En wat dus ooit begon als een noodgreep, groeide uit tot een levensstijl. Want 3 decennia later woont Annemarie in een groter huis en zijn haar kinderen de deur uit, maar ruilt ze nog steeds met veel plezier meerdere keren per jaar van woning. "Ik vind het gewoon zo leuk dat, zelfs toen ik financieel meerdere keren op vakantie kon, ik het bleef doen."

"Het is heel anders dan een gewone vakantie. Je komt in een kant-en-klaar huis en stapt even in iemands leven", legt ze uit. "Je hebt hun buren, je zit op hun fiets, je ziet hun boeken. Ik vind het mooi, ik vind dat sociale gewoon heel leuk."

Afstand van druk leven

Annemarie geniet ervan om de nieuwe dorpen, steden én mensen te ontdekken en ontmoeten. In haar eigen huis komt ze moeilijk tot rust, er is altijd iets te doen.

"Ik ben een actief type en thuis is er van alles. Maar als ik ergens anders ben, dan neem ik letterlijk afstand", vertelt ze.

Ruilen met leeftijdsgenoten

"Maar ik ruil niet met iedereen en ik wil het nooit voor korter dan 1 week doen", vervolgt Annemarie stellig. Met behulp van verschillende Facebookgroepen zoekt ze nu zelfstandig naar mensen om mee te ruilen. Haar voorkeur gaat uit naar echtparen of vrouwen van haar leeftijd.

"Omdat die zelf ook nog op de ouderwetse manier bezig zijn met het huishouden. Vroeger leerde je echt hoe je moest poetsen en schoonmaken." Het geeft haar het gevoel dat ze haar huis achterlaat voor mensen die er goed mee om zullen gaan.

Goed overleggen

"Ik vind het ook altijd fijn om eerst kennis te maken in het huis van de ruilers of die van mij. En dan daarna, wanneer de ruilperiode echt ingaat, de sleuteloverdracht te doen in het huis waar de kennismaking niet was", legt Annemarie verder uit.

"Je kunt dan met elkaar door het huis lopen, tips geven, vragen stellen. Want elk huis heeft zijn eigen eigenaardigheden. Het is goed om met elkaar te bespreken hoe je dat (de woningruil, red.) graag wil doen."

Bekijk ook

Inspiratiebron voor een ander

Komt ze dan altijd terecht in een gezellig huis? "Het gaat eigenlijk bijna altijd goed", vertelt Annemarie. "Een keer was er een huis dat minder schoon was. Maar dat was zo'n klein huisje dat ik zelf even een stofzuiger en emmer met sop heb gepakt."

Wel maakte ze zich ondertussen zorgen om de staat van haar eigen huis, geeft ze toe. "Uiteindelijk zei die mevrouw: 'Wat netjes en wat schoon bij jou.'" Ook was ze erg blij om in haar eigen, en nu schone, huis terug te zijn. "Ze zei: 'Dit is echt zo'n inspiratie, zo ga ik het voortaan ook doen. Ik ga het nu bijhouden.'"

Vaak een spontane actie

Wat betreft locaties heeft Annemarie minder eisen want de woningruil doet ze, nu ze het helemaal zelf kan regelen, veelal spontaan. Heel soms combineert ze het met haar werk. "Ik werk als buikspreker, maar ook in het muziektheater en geef circusworkshops. Ik ben heel breed in wat ik aanbied en denk soms: oh het lijkt mij wel leuk om naar Friesland te gaan."

Ze gaat dan op zoek naar een huis. Heeft ze dat gevonden, dan zoekt ze er passend werk bij. "Ik bel dan bijvoorbeeld een school of een festivalorganisator om te vragen of ze het leuk vinden als ik langskom om een les of voorstelling te geven."

'Stap uit je comfortzone'

Waar en wanneer de volgende woningruil zal zijn, weet Annemarie nog niet. "Ik ga eerst nog op vakantie naar Griekenland."

Maar intussen kan ze anderen wel aanraden om het ook een keer te proberen. "Stap even uit je vertrouwde wereldje, uit je comfortzone. Zo zie je of je ondernemend bent, of je flexibel bent en hoe je omgaat met tegenslagen." En verwacht dan ook niet te veel, geeft Annemarie tot slot mee. "Je komt ergens waar mensen wonen, niet in een opgepoetste hotelkamer."

Bekijk ook

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.

Ook interessant