Harlinde ging in 1972 werken in een doorgangshuis voor zwangere ongehuwde vrouwen. Hier werden pasgeboren baby's al dan niet onder dwang afgestaan. Wat ze daar aantrof heeft diepe indruk op haar gemaakt. "De baby's lagen als kippen in een legbatterij."

Het ministerie van Justitie en Veiligheid start 30 september met een verdiepend vervolgonderzoek naar de gang van zaken rond adoptiepraktijken in Nederland tussen 1956 en 1984. In die periode zijn er al dan niet gedwongen 15.000 kinderen afgestaan door 13.000 moeders. In deze hele adoptieprocedure had de biologische moeder een ondergeschikte rol en nauwelijks rechten.

Moederheil

Harlinde van Osselaer deed van 1972 tot 1982 als psychologe onderzoek in Moederheil in Breda: een doorgangshuis voor ongehuwde moeders. Ze was 24 jaar toen ze daar begon met werken en is nog altijd geschokt over wat ze aantrof op de kinderafdeling van Moederheil. Na de bevalling stonden veel ongehuwde moeders, al dan niet onder dwang, hun kind af voor adoptie.

"Enorme aantallen baby's lagen op een rijtje. De kindertjes werden alleen aangeraakt tijdens het verschonen. De verzorgsters waren piepjong en waren bang voor de hoofdverpleegkundige", vertelt Harlinde.

Harlinde was 1972 tot 1982 getuige van de pijnlijke adoptiepraktijken in Moederheil in Breda.

Verboden te praten tegen de kinderen

"De meisjes kregen de instructie zich niet te hechten aan de baby's", zegt Harlinde. Zo mochten ze niet praten tegen de kinderen. "Hechting was iets voor de adoptieouders. Gebeurde dat wel dan werden de verpleegsters overgeplaatst naar een andere afdeling."

Harlinde vindt nu dat er te weinig aandacht is voor de ontwikkelingsschade die de kinderen daar destijds hebben opgelopen. "Deze kinderen is veel onrecht aangedaan."

Onverantwoordelijk

"Ik was aangesteld om de ontwikkeling van baby's te testen voor adoptie. Maar na 3 maanden heb ik gezegd: 'Ik kan dat niet en ik wil dat niet'. Ik vond het onverantwoordelijk, de baby's lagen als kippen in een legbatterij. Er was geen lichamelijk contact. Ik heb toen de tijd en ruimte gekregen om de verzorgsters beter op te leiden."

Dat deed ze bijvoorbeeld door tegen het kindje te praten als het werd verschoond, want dat was het enige contact met de baby gedurende de dag. Het flesje kregen ze door dit tegen een kussen te leggen. Eén leidster keek dan toe dat ze niet stikten.

Gedrogeerd

Harlinde zag dat er druppeltjes Mellerette in de melk werd gedaan, een kalmeringsmiddel om de kleintjes rustig te houden. Het middel is eigenlijk voor de behandeling van angstneuroses bij volwassen, en wordt zelfs gebruikt bij schizofrenie. "Ik dacht toen: dit moet ophouden, dit kan niet blijven gebeuren. De kinderen lagen heel passief in hun bedjes. Ik vond het heel opmerkelijk hoe stil het was."

Ook kropen de kinderen nooit. "Dat vond de leiding maar lastig, maar ja, dat was natuurlijk helemaal niet goed voor de spierontwikkeling van de kinderen."

Trudy Scheele-Gertsen staat haar zoontje in 1967 gedwongen af. In die tijd werkt Marion Derkse als verzorgster in het tehuis waar dit gebeurt. Nu vertelt ze Trudy hoe er met de kinderen moest worden omgegaan. "We gingen stiekem met ze naar buiten."

Ontwikkelingsschade

Toen Harlinde bij Moederheil kwam werken waren de kinderen gemiddeld 8 maanden oud als ze werden geadopteerd. Ze kreeg het voor elkaar om die leeftijd naar beneden te krijgen, zodat de kindjes op jongere leeftijd werden geadopteerd. "De ontwikkelingsschade bij de kinderen is dan minder groot."

Bekijk hier de tv-reportage.

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.