Waterschappen slaan alarm over het gebrek aan informatie over de opslag van risicovolle stoffen bij bedrijven. Daardoor bestaat het gevaar dat, in het geval van brand, zwaar vervuild bluswater terecht komt in het oppervlaktewater of in de waterzuivering. Dat stelt de Unie van Waterschappen in EenVandaag. 

Door het “zeer beperkte” beeld van aanwezige stoffen kunnen verkeerde beslissingen worden genomen of komen maatregelen om het drink- of oppervlaktewater bij een brand te beschermen te laat. Waterzuiveringen kunnen zelfs wekenlang buiten bedrijf raken door vervuild bluswater, waarschuwen de waterschappen.

Dat de gevolgen voor het milieu groot kunnen zijn bewijst de brand bij Chemiepack in Moerdijk in 2011. Zwaar verontreinigd bluswater kwam in de omgeving en het oppervlaktewater terecht. Sanering kostte het waterschap uiteindelijk miljoenen. Uit een inventarisatie van de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (Stowa) onder alle waterschappen blijkt dat de afgelopen jaren tenminste 89 calamiteiten met vervuilde lozingen plaatsvonden. In 16 gevallen ging het om zwaar verontreinigd bluswater. Een recent incident vond plaats in Helmond waarbij, na een brand bij het bedrijf Addapt Chemicals, vervuild bluswater in de waterzuivering en in het oppervlaktewater terecht kwam met vissterfte als gevolg. Ten tijde van de brand werd uitgegaan van acht aanwezige stoffen, terwijl er naderhand meer dan twintig in het bluswater werden aangetroffen.  

Schade

De waterschappen wijzen er op dat lozingen van verontreinigd bluswater niet alleen schade kunnen toebrengen aan het milieu, maar er ook voor kunnen zorgen dat waterzuiveringen het ‘begeven’ en wekenlang niet gebruikt kunnen worden. “Wij willen beter op de hoogte worden gesteld van de opslag van risicovolle stoffen”, aldus bestuurslid Ingrid ter Woorst van de Unie van Waterschappen in EenVandaag. “Alleen op die manier kunnen we tijdig adequate maatregelen nemen en schade aan milieu, drinkwater, vee, ecologie en onze waterzuiveringen voorkomen.” De Unie wil met gemeenten, provincies en bedrijven in overleg over een betere aanpak. 

Calculerend

De wet verplicht chemische en risicovolle bedrijven, ook wel BRZO-bedrijven genoemd, een actuele stoffenlijst bij te houden. Maar deze verplichting geldt alleen voor de ruim 250 meest risicovolle BRZO-bedrijven. Ondernemingen die niet in de hoogste klassen vallen hoeven geen lijst aan te leggen. Het zijn vooral die bedrijven waarover geen adequaat en actueel beeld bestaat, zeggen de waterschappen. 

Zij krijgen bijval van Genserik Reniers, hoogleraar Veiligheid van Gevaarlijke Stoffen aan de TU Delft. Hij signaleert dat bedrijven calculerend te werk gaan en moeite doen om net niet in de hoogste klasse risicobedrijven te vallen, waardoor ze minder informatie hoeven bij te houden. “Dat kunnen ze doen door het aantal stoffen onder de hoogste drempel te houden, maar ook door bedrijfsonderdelen op te splitsen”, aldus Reniers. Ook hij pleit voor het uitbreiden van de verplichting om een stoffenlijst bij te houden. De Vereniging Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) wijst de kritiek van de hand. Volgens de industrie kunnen waterschappen bij het verlenen van vergunningen aan bedrijven afspraken maken over het bijhouden van stoffenlijsten.

Reactie Vereniging Nederlandse Chemische Industrie:

Download

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.