Als pleegouder moet je het één en ander in je mars hebben. Dacht ik altijd. Betrokkenheid, liefde en enig pedagogisch inzicht lijken mij onontbeerlijk. Een kind wordt niet zomaar uit huis gehaald. Het gaat vaak om beschadigde kinderen die zich vaak voor de zoveelste keer ergens moeten hechten. En dat is een hele klus; voor het kind en voor de pleegouder. Ga er maar aan staan.  

Het is bekend dat er te weinig pleeggezinnen zijn in Nederland. Maar blijkbaar is de nood zo hoog bij Jeugdzorg dat pleegouders zonder noemenswaardige pedagogische capaciteiten door de screening heen kunnen komen. Onlangs kreeg ik onderstaande mail. Zeer ervaren pleegouders (weet ik uit betrouwbare bron) luiden de noodklok over de 2 kinderen Astrid en Floris. Hun pleeggezin is emotioneel onveilig.

“Toen de driejarige Floris en zijn zusje Astrid bij ons in crisisopvang kwamen was Astrid een 8-jarig meisje dat geen enkele volwassene vertrouwde; een hechtingstoornis van het ontwijkende type. En het jongetje had duidelijk een reactieve hechtingstoornis van het ontremde type. Hij was 3 jaar, nog aan de fles en niet zindelijk.

Zowel onze buren, vrienden als volwassen kinderen hebben met plezier gekeken naar de ontwikkelingen die ze hier doormaakten.” 

Dit pleeggezin heeft ruime ervaring met pleegkinderen. Vanwege hun kalenderleeftijd mogen zij zich tegenwoordig officieel pleeggrootouders noemen. Zij nemen geen kinderen meer permanent bij hun in huis. Kinderen uit crisis situaties zijn welkom. Vanuit hun gezin wordt dan gekeken of het mogelijk is dat kinderen teruggaan naar hun eigen ouders of dat ze moeten wachten op een geschikt pleeggezin.  

“Toen zich de huidige, perspectief biedende pleegouders voor deze kinderen aandienden hebben we ze dan ook vol vertrouwen uit handen gegeven en afgesproken dat we na een half jaar eens contact zouden opnemen om te vragen hoe het gaat met de kinderen.”

Al snel komen er signalen dat het niet goed gaat met de kinderen in het pleeggezin. Het gaat niet goed tussen de pleegmoeder en Astrid. De pleeggrootouders proberen zoveel mogelijk contact te houden. Ze gaan bij elkaar eten. Er zijn logeerpartijtjes en er is een gezamenlijke kampeervakantie. Maar de gesprekken gaan meer over de pleegouders zelf dan over de kinderen.

“Zo vertelde pleegvader, toen ik eens zei dat ik hem wel hard vond, dat hij zelf in een liefdeloos gezin is opgegroeid en hard zijn “normaal” voor hem was en hij er niet slechter van was geworden. Dat warmte en knuffelen voor hem ook abnormaal voelde en hij dat ook niet kon en er ter plekke van verstijfde.

Pleegmoeder vertelde, toen ik eens met haar alleen was, dat zij zich besefte veel problemen te hebben: ze had een eetprobleem, dronk teveel, weet dat alles aan haar slechte, liefdeloze jeugd en zou bij haar man weg gaan als ze wist waar ze dan van moest leven. Hij was hard en liefdeloos voor haar, vertelde ze.”

 De pleeggrootouders nemen meerdere malen contact op met Jeugdformaat, de instantie waar de kinderen onder vallen, om te melden dat er signalen zijn dat het niet goed gaat met de kinderen. Maar zonder resultaat. De pleegzorgbegeleidster wil op een zeker moment zelfs niet meer dat de pleeggrootouders nog zaken bij haar meldden. 

 

(1)  Waar wij bij waren. Astrid zat bij ons op paardrijles. Bij de overdracht van de kinderen, overhandigde ik haar paardrijd- kleren enz. Pleegmoeder zei “die hoef ik niet. Bij ons gaat ze niet op paardrijden.” Ik zag Astrid’s gezicht betrekken bij deze boodschap.

(2) Waar wij bij waren. Ik vertelde dat Astrid niet kon zwemmen en wij haar niet op les hadden gedaan omdat ze niet lang bij ons zou blijven en ze dus nog wel op zwemles moest. “We zullen wel zien” zei pleegmoeder. Toen we vorig jaar zomer op dezelfde camping stonden mocht Astrid niet in het badje daar waar op stahoogte haar hoofd nog met gemak boven water kwam, terwijl alle kinderen die even groot of kleiner dan haar waren daar wel in mochten. Dat bad was 1.20 diep. Toen ik pleegvader vroeg waarom ze nog niet op zwemles zat, zei hij geïrriteerd: “ja oma, júllie hebben pleegkinderen uit idealisme, maar wij zien ze als aanvulling op ons inkomen, daarom willen we ook een gezinshuis worden….

Ik vond het vooral raar omdat pleegouders al om 13.00 op de stoelen bij het bad lagen, waar pleegvader dan al bier stond te trakteren aan de familie “…..” waar ze ook tot 4 uur ‘s nachts mee zaten te drinken op het veld en wel eens tot stilte gemaand zijn.

(3) Waar wij bij waren. Op diezelfde camping gebeurde het dat pleegouders bij onze caravan aankwamen en Astrid even later op haar fiets aankwam met een vriendinnetje achterop “ja! Jij kan gelijk voor straf op het bankje daar gaan zitten”, snauwde pleegmoeder haar toe. Toen Astrid vroeg waarom, kreeg ze geen antwoord, wel de opdracht “zitten!”. Astrid ging helemaal verstijfd zitten en het vriendinnetje droop af. Na een uur mocht ze opstaan en weggaan. Toen ze vroeg waarom ze nou straf had, was het antwoord: “je weet best dat je geen kinderen achterop mag nemen!”. En toen Astrid zei “maar ik dacht dat het op de camping wel zou mogen”, was het antwoord: “dat heb je dan fout gedacht”.

Pleegouders vonden elke dag wel minstens 1 keer een reden om het kind voor straf ergens een uur te laten zitten. En kinderen die haar kwamen halen kregen te horen dat ze daar voor straf zat en niet mee mocht. En dan stonden ze daar naar Astrid te kijken…

 

(4) Waar wij bij waren. De laatste keer dat pleegouders bij ons meeaten, zaten we net vijf minuten aan tafel toen Floris (4jaar) tegen pleegvader zei “ ik moet plassen…” Pleegvader: “dat had je dan voor het eten moeten doen!”. Floris met geklemde knietjes en afgeknepen stemmetje: “maar ik moet echt héél nodig”. Pleegmoeder: “je hoort toch wel wat pleegvader zegt, hád je het maar voor het eten moeten doen!”. De tranen biggelen over de wangen van het jochie, en helemaal in elkaar gedoken om het op te houden huilt hij: “Oma…ik hou het niet meer vol!”. En ik heb hem opgepakt, ben met hem naar de WC gegaan en heb tegen pleegouders gezegd dat ik dit niet vind kunnen. Waarop pleegvader woest zei dat ik zijn opvoeding zat te ondergraven.

(5) Waar wij bij waren. Pleegvader zaten ook eens vol trots te vertellen dat hij bezig was Astrid op straat expres te laten struikelen zodat ze op haar gezicht viel. En dat ze nog steeds niet door had hoe het kwam dat ze steeds viel. Bij de vraag waaróm hij zoiets deed, was het antwoord: “zo leert ze het af me voor de voeten te lopen”. Hoe wreed kan je zijn.

(6) Waar wij bij waren. Beide pleegouders zaten eens vol leedvermaak te vertellen hoe ze Astrid “te pakken hadden genomen”. Het verhaal was als volgt: toen Astrid eens stout was geweest hadden ze (volgens hun op advies van de pleegzorgbegeleidster) haar hele kamer leeggehaald op haar bed na. Ze moest een maand  lang laten zien dat ze goed kon luisteren en dan zou ze elke week 1 ding terug krijgen en mocht dan zelf kiezen welk ding. Toen Astrid eindelijk iets terug mocht kiezen vroeg ze om haar knuffel. Waarop ze te horen kreeg hoe ze zo egoïstisch kon zijn om haar knuffel te vragen. Dat ze haar wekker had moeten vragen omdat pleegouders haar nu een hele maand elke ochtend hadden moeten wakker maken. Ze kreeg wel haar wekker en niet haar knuffel. Pleegouders lachten erom. Hoe koud kan je zijn!

(7) Waar pleegoma bij was. Floris heeft een ontstoken teennagel en Astrid stond per ongeluk op zijn teen (ik zag het gebeuren). Pleegvader stond met zijn rug naar de kinderen om iets te drinken uit zijn auto te halen. Floris schreeuwt van pijn. Pleegvader draait zich om en snauwt:  “nou weer bedankt hoor Astrid, dat heb je weer fijn voor elkaar!”. Hij kijkt verder niet naar Floris om, die nog steeds staat te huilen van de pijn, maar geeft beide kinderen een pakje drinken uit de achterbak. Hoe koud kan je zijn.

(8) Waar wij bij waren. Floris valt van behoorlijke hoogte van een klimrek, zijn knieën zijn  kapot en hij huilt hevig. Pleegouders staan op afstand te kletsen en verroeren geen vin. Als pleegopa naar Floris loopt, hem oppakt en wordt pleegvader woedend:” blijf van hem af!” brult hij tegen pleegopa. “Zolang hij niets gebroken heeft is er niets aan de hand.” Als pleegopa zegt: “maar hij mag toch wel even troost krijgen bijt pleegvader hem toe  “ ik bepaal zijn opvoeding en ik laat hem liggen!” Wij waren verbouwereerd van zoveel hardheid.

(9)Wat wij gezien hebben. Regelmatig zette pleegmoeder verhalen over haar aanvaringen met Astrid (ze noemde haar dan “Truus”, maar iedereen wist waar het over ging) op facebook.

Sinds ik daar wat van gezegd heb, zet ze alleen maar negatieve puffff, zwaar weer…..niet te genieten vandaag…etc op facebook. Maar nog steeds weet iedereen dan over wie het gaat.

(10) Wat wij en vrienden van ons gezien hebben. Regelmatig verhaalt pleegmoeder op facebook over haar avondjes uit of drinken bij de “buuf”. En zet daar dan foto’s van zichzelf bij, waarop ze in duidelijk beschonken toestand is.

(11) Wat pleegoma gehoord heeft. Tot drie maal toe belt pleegvader naar pleegoma om te vragen of zij pleegmoeder kan kalmeren die hem op zijn werk belt omdat ze ruzie heeft met Astrid, in staat is haar wat aan te doen en het zat is. Pleegoma zegt dat hij pleegmoeder zelf moet kalmeren en zeggen dat ze het kind niet moet uitschelden. Waarop pleegvader zegt “daar vraagt Astrid om”. Pleegoma zegt dat hij dan beter jeugdzorg kan bellen, maar dat wil pleegvader niet ( de vuile was moet binnen blijven).

(12) Wat wij gezien hebben. Als pleegouders de kinderen bij ons ophalen na een weekend vragen zei alleen aandacht voor zichzelf en zijn totaal niet geïnteresseerd in de kinderen.

(13) Wat wij gezien hebben.  Contactspelletjes zijn altijd agressief. Als Astrid haar armen om pleegvader slaat wordt ze altijd hardhandig gekieteld zodat ze het contact snel verbreekt. Pleegvader zegt dan steevast: “ja, dat vind je niet leuk hé?”

(14) Wat wij gehoord hebben van Astrid. Dat pleegvader vaak ’s avonds werkt en pleegmoeder vaak overdag en in de avond veel wijn zit te drinken. “En altijd als ze wijn gedronken heeft krijg ik ruzie met haar en gaat ze me uitschelden. Ze zegt dan dat ik een rotkind ben en dat als jeugdzorg wist wat een rotkind ik ben ze me dan in een tehuis zouden stoppen. En toen we een keer ergens heen gingen fietsen en ik niet meer kon, want het ging best hard toen gooide ze woest de fiets naar me toe”.

(15) Wat wij gehoord hebben. De voorlaatste keer dat de kinderen hier waren en achter in de tuin van buren aan het spelen waren kwam een van de buren (dochter van onze arts) vragen wat er met Floris gebeurd was. Op onze vraag ‘hoezo? antwoordde ze: “het is niet te geloven, hij is weer net zo agressief en onaanspreekbaar als toen hij net bij jullie geplaatst was”. We hebben gezegd dat we al heel lang onze zorgen over de kinderen naar Jeugdformaat ventileren.

We weten dat er te weinig pleeggezinnen zijn. Maar deze kinderen komen van de regen in de drup en zullen straks helemaal niemand meer vertrouwen.

Het is frappant dat Jeugdzorg niet luistert naar mensen, de pleeggrootouders in dit geval, die al vele kinderen hebben begeleid die uit een crisis situatie komen. Mensen met ervaring en deskundigheid op het gebied van pedagogie en hechtingsproblematiek.

Nee, Jeugdzorg keert zich zelfs van hen af.

De pleegouders moeten nu verplicht in relatie therapie van Jeugdzorg en krijgen opvoedingsondersteuning. Maar hoeveel opvoedingsondersteuning heb je nodig om te beseffen dat kinderen die aan jouw zorg zijn toevertrouwd gewoon moeten leren zwemmen en een beetje liefde nodig hebben?

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.