Over de Watersnoodramp werd nadien weinig gesproken. Pas rond de 50-jarige herdenking kwamen de verhalen van veel overlevenden. Nu, nu de ramp dit jaar 65 jaar geleden is, beginnen ook de mensen die destijds vele levens gered hebben te vertellen en te verwerken. Zoals Alice Hovestadt die honderden mensen van daken en uit het water redde en Peter Hossfeld, die een noodzender bouwde om alarm te slaan over de situatie op Schouwen-Duiveland. Ze zijn echter nooit geëerd voor hun reddingswerk.

Als de kerkklokken beginnen te luiden in een koude januarinacht, weet Peter Hossfeld uit Zierikzee meteen wat er aan de hand is: de dijken zijn stuk. Zijn vermoeden wordt bevestigd als hij uit zijn bed in het water stapt. Samen met zijn driejarige zoontje worstelt hij zich naar buiten, naar de overkant van de straat die veranderd is in een woeste rivier. Nadat Hossfeld zijn zoontje in veiligheid heeft gebracht, gaat hij naar de dijk om te helpen het gat te dichten. De inmiddels 92-jarige moet daar nu een beetje om lachen. “Dat was een belachelijke tekenfilm. Het was alsof je met een theelepeltje zand in de zee aan het gooien was. Ik voelde me dan ook waardeloos.” Maar dan hoort Hossfeld, radiotechnicus van beroep, dat er geen verbinding mogelijk is met het vasteland. Niemand weet nog van de situatie op Schouwen-Duiveland. “Vanaf dat moment was ik bezeten van het idee om een zender te bouwen.”

Honderden mensen gered

De dan 22-jarige Alice Hovestadt hoort in Amsterdam via de radio van de ramp die zich voltrekt in het Zuid-Westen van het land. Ze is lid van het Rode Kruis dat bezig is een reddingsactie op te zetten, maar dat gaat haar veel te langzaam. Ze spoort de baas van haar vriend aan om een aantal schepen te regelen. Dat lukt. Met drie platbodems en een aantal speedboten vertrekt het gezelschap richting het rampgebied. “En wat schetst mijn vreselijke verbazing, die mensen zaten op de daken. Ik zag kinderen die aan een schoorsteen vastgebonden zaten. Ik dacht: wat goed dat we er zijn,” aldus Hovestadt.

Zes dagen en zes nachten achtereen werken Hovestadt en haar kompanen door om mensen van daken en uit het water te redden. Hoeveel mensen ze gered hebben weet ze niet precies. “Het moeten er honderden zijn geweest.” Maar vooral degenen die ze niet heeft kunnen redden laten haar niet los. “We dachten dat we iedereen in de omgeving gered hadden, maar ik zag in de verte nog iets boven het water uitsteken. Ik zei: we moeten daarheen! De rest verklaarde me voor gek, maar we gingen toch. Daar aangekomen zag ik een vrouw die zich had vastgebonden aan een boom. Ze hield haar arm omhoog zodat ze haar baby net boven het water uit kon houden. Zo had ze gehoopt haar kind te redden. Maar het was veel te koud, dus het kindje was doodgevroren. Dat beeld heeft zo veel indruk op mij gemaakt. Voor mij is dat het symbool van de watersnoodramp geworden.”

Een radiolamp, een fles en een draad wordt een zender

In de tussentijd bouwt Peter Hossfeld in enkele uren een zender. Improvisorisch, van oude radiolampen, een fles en een draad.  Uiteindelijk weet hij contact te leggen met vliegveld Woensdrecht. “Toen heb ik gevraagd om rubberboten, babyvoeding etc. te droppen. Al vrij snel kwam het eerste vliegtuig in de lucht, en toen kon ik ook contact houden met de piloot.” Daarna krijgt Hossfeld ook berichten door van mensen die hun buren op het dak hadden zien zitten. “Ik kon dat doorgeven aan een man in een helikopter en die kon daarheen vliegen. Op die manier heb ik dus ook mensen gered.”  De hulp komt op gang, maar wordt niet gecoördineerd. Hossfeld moet terugkoppelen dat er uit gekeken moet worden met de droppings om niet nog meer te beschadigen. Daar is nog een geluidsfragment van.

Ook Hossfeld werkt dagen en nachten achter elkaar door. “Toen ben ik omgevallen en was ik bewusteloos, ik had me alleen op koffie en sigaretten overeind gehouden.” Alice Hovestadt slaapt 24 uur als ze terugkomt, waarna ze meteen weer in de benen gaat om geld in te zamelen voor de getroffenen. In de jaren erna praat ze weinig over wat ze heeft meegemaakt. “In die tijd deden we dingen, en achteraf dacht je er voor jezelf even over na en dan ging je over tot de orde van de dag. Je stond niet stil. Ik begin het nu eigenlijk pas te verwerken.”

In 1953 geen ondersteuning voor de hulpverleners

Dat ziet ook Siemco Louwerse, directeur van het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk. “Als je kijkt naar de rampen die Nederland in de afgelopen tijd heeft gehad: de MH17, de brand in Volendam, dan worden de hulpverleners heel goed gevolgd en krijgen ze nadien ondersteuning, en terecht. Maar in 1953 gebeurde dat natuurlijk niet. Die mensen die toen ook verschrikkelijke dingen hebben gezien werden aan hun lot overgelaten.”

Ook Hovestadt heeft in de jaren na de ramp nooit van iemand een woord van dankbaarheid gehoord. Toch zit ze daar niet heel erg mee. "Ik red niet om geëerd te worden. Ik red om de mensen die gered moeten worden, dat is mijn eer.” Volgens museumdirecteur Louwerse komen de verhalen van de hulpverleners van toen nu wel los. “Dat komt denk ik ook omdat we nu op een andere manier naar hulpverlening kijken, en het is een belangrijk deel van het leven van die mensen.” 

De zendinstallatie van Peter Hossfeld staat nu tentoongesteld in het Watersnoodmuseum. “Waar ik echt trots op ben, dat is als er een technicus kijkt naar mijn zender, dat hij er eigenlijk niks van begrijpt. Dat hij vraagt: met dat rommeltje op die planken heeft die man dat kunnen doen? Dat is voor mij het leukste.” 

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.