Vrijdag 14 november. We moeten opnieuw naar het kantoor van Irina. Nu om de apparatuur op te halen, en voor een laatste check. Gisteravond waren er wat problemen met de microfoonzenders.
Irina heeft andere geregeld, en die moeten eerst worden getest. Maar het is alsof de duvel ermee speelt: de zenders die gisteravond nog iets deden, vertonen nu geen enkel teken van leven. En de nieuwe doen ook niet wat ze moeten doen.
Op hoop van zegen gaan we maar naar onze eerste afspraak, Valentina van het Comite van Soldatenmoeders. 12 jaar geleden hebben we haar ook al bezocht.
Valentina zit nog steeds op hetzelfde adres, in hetzelfde kantoor. We zijn er juist getuige van dat een moeder die zich meldt voor medische hulp voor haar zoon uitgefoeterd wordt omdat ze niet de juiste formulieren bij zich heeft. De arme vrouw wordt zelfs met een misplaatste grap om de oren geslagen: als ze bereid is even tussen de lakens te schuiven bij een hoge officier, kan ze misschien iets bereiken voor haar zoon. Ontgoocheld verlaat de vrouw het pand.
Als Valentina zich even later heeft geïnstalleerd voor het interview, zit ze er als een moeder-overste bij. Blakend van zelfvertrouwen, met een cynische twinkeling in haar
ogen. Hier zit duidelijk een vrouw die zich een positie heeft weten te verwerven dankzij het leed van jonge militairen en hun ouders. De waardering die ik eerst nog voor haar voelde, verdwijnt als sneeuw voor de zon. Ik moet me echt voorhouden dat het werk dat ze doet wel degelijk betekenis heeft voor de dienstplichtige militairen.
Valentina kent het klappen van de zweep. Geroutineerd beantwoordt ze onze vragen. Ik schrik van het aantal slachtoffers elk jaar. Toch nog .........., waarvan zo’n 2000 door zelfmoord. Dat laatste getal moet hoger zijn, want veel zelfmoorden worden gecamoufleerd. Andrey is nog steeds 1 van de velen, ook nu nog, na 12 jaar.
In een Georgisch restaurant halen Irina en ik herinneringen op. Vlak voor vertrek heb ik een brief van Irina gevonden, en foto’s die ze stuurde van onze opnames van destijds. In de brief schrijft ze dat de moeder van Andrey
diverse keren heeft gebeld, hopend op een bericht uit Nederland. Irina vertelt dat ze het adres van een kliniek in Moskou heeft doorgegeven. Daar zou Andrey misschien hulp kunnen vinden. “Ik denk dat Tatjana en Andrey zich na ons bezoek
wanhopig moeten hebben gevoeld”, zeg ik tegen Irina. “Ja”, beaamt ze, “omdat ze niet de hulp en steun van ons kregen die ze hadden verwacht.
“Herken je het schuldgevoel dat ik heb?” vraag ik haar. “Jazeker, heel goed. En ik heb nog heel vaak aan Andrey gedacht”, aldus Irina. Het is fijn om met een gelijkgestemd iemand op pad te zijn.
’s Avonds, rond 20.15 uur.
Ik baal als een stekker. Overdag heb ik al gemerkt dat Moskou één enorme file is. De godganse dag door. Elke Moscoviet wil iets voorstellen, en dat doe je alleen maar
als je een auto hebt. Het maakt niet uit of je er in kunt rijden of niet: beter uren in de file, dan dat je geen trotse autobezitter bent.
Natuurlijk had Irina al rekening gehouden met dat fenomeen. Dus waren we erg bijtijds uit het centrum weggegaan. Maar we rijden al een uur of 2 uur stapvoets, en het ziet ernaar uit dat we onze vlucht naar Moermansk niet gaan redden. En dat zou betekenen dat we Andrey moeten bellen en m opnieuw moeten teleurstellen.
Ik bid om een wondertje. Tegen beter weten in. Op het vliegveld blijkt dat wij niet de enigen zijn die hun toestel missen. Maar dat is een schrale troost.
Het kost ons een dag, nieuwe vluchten en nieuwe boekingen voor hotels. Maar ook dat telefoontje met Andrey. Hij gaat er bewonderenswaardig begripvol mee om. “Kennelijk moet het zo zijn”, zegt ie tegen Irina. En: “Ik was de afgelopen week heel erg druk. Nu kan ik voordat jullie komen mn appartement schoonmaken”.
Terug dan maar naar het Cosmos-hotel in Moskou. We hebben een voucher voor volgende week, die we willen ruilen voor vandaag. Maar daar blijken ze bij het management minder begripvol. Na 5 kwartier krijgen we dan eindelijk andere kamers en is mn credit card een heel stuk lichter. Oleg en ik nemen in de bar het leven door.
Maar zelfs de wijn en het goede gesprek krijgen me daarna niet in slaap. En morgen gaat gewoon vroeg de
wekker.
Waarom het me zo dwars zit om Andrey te hebben moeten bellen is het volgende. Een paar maanden geleden zijn collega Ralph Stam en ik op zoek gegaan naar 4 personen die ik heel graag opnieuw wilde zien. Andrey Metvejev was daar 1 van. Ik wist dat ie - toen - in de buurt van Moermansk woonde, meer niet.
Ralph vond uiteindelijk tolk/producer Irina van destijds. Ook zij had op dat moment geen adresgegevens meer. Via allerlei instanties achterhaalde zij uiteindelijk dat Andrey en zijn moeder Tatjana inderdaad nog steeds in dezelfde stad woonden, Monchegorsk, 2 uur rijden ten Noorden van Moermansk. Met veel moeite kreeg Irina Tatjana aan de lijn en vroeg haar ons verzoek om Andrey te mogen opzoeken door te geven.
Maar Andrey voelde niets voor contact met ons, en al helemaal niets voor een nieuwe ontmoeting. Uit de woorden van zijn moeder begrepen we dat hij eenzaam was, weinig vrienden had, en dat het leven zwaar voor hem was.
Ten lange leste kregen we dan toch zijn email-adres. In een uitgebreide mail legde ik uit waarom ik hem zocht. Ook dat schuldgevoel over hoe het destijds was gegaan mij parten speelde. Kort daarop kreeg ik een mail terug. We waren welkom. In overleg met hem boekten we onze vlucht.
Hij rekende dus op ons, en nu lieten we hem -weliswaar door overmacht - opnieuw in de steek. Maar we kunnen het in ieder geval morgen goedmaken.
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.