Groningers zijn blij met de aanbevelingen uit het rapport van de enquêtecommissie aardgas. Maar ze zijn ook sceptisch over de toekomst: acht op de tien (84 procent) verwachten niet dat de schade door dit rapport sneller en beter afgehandeld wordt.
Dat blijkt uit onderzoek van EenVandaag onder 750 Groningers naar aanleiding van het verschijnen van het eindrapport van de de parlementaire enquêtecommissie gaswinning Groningen afgelopen vrijdag. De Groningers vinden het mooi dat ze nu op papier erkenning hebben gekregen, maar ze hebben genoeg van loze beloftes. Ze geloven er pas weer in als ze actie zien in de praktijk.
'Eindelijk gehoord'
De commissie pleit onder andere voor een betere schadeafhandeling en versterking, en wil dat er meer geld en aandacht naar de regio gaat. Driekwart van de Groningers (81 procent) vinden dit goede aanbevelingen. Ze noemen het 'schandalig' en 'schrijnend' dat er jaar in jaar uit is weggekeken.
De ondervraagde Groningers hebben het gevoel dat ze eindelijk gehoord worden. "Wij roepen dit natuurlijk al jaren. Het is niet te beschrijven wat we in het aardbevingsgebied meemaken. Eindelijk staat de menselijke maat weer op nummer 1", schrijft een Groninger.
“Als het gasveld in de randstad had gelegen was dit nooit gebeurd. Maar het Noorden interesseert ze niets in Den Haag.
Helft vindt leed slachtoffers voldoende erkend
Over de vraag of er in het rapport voldoende erkenning is voor het leed van de slachtoffers van de aardbevingen zijn de ondervraagde Groningers verdeeld. De helft (51 procent) vindt van wel. Een derde vindt van niet (33 procent) en 16 procent weet het nog niet. Zij hebben wel vaker 'mooie woorden' gehoord, en ze missen nu nog steeds een concrete uitwerking.
Tegelijk maken veel Groningers zich boos dat er overal geld voor is, behalve voor het aanpakken van hun schade. "Er zijn miljarden verdiend aan het gas, en miljoenen in onderzoeken en commissies gestoken. Met dat geld hadden ze beter ruimhartig de schade kunnen afhandelen. Dan waren we als maatschappij goedkoper uit geweest."
Bekijk ook
'Eerst zien dan geloven'
De afgelopen jaren verliep de schadeafhandeling en de versterking van de huizen uiterst moeizaam. Slechts één op de zeven Groningers (14 procent) heeft er vertrouwen in dat dat door het rapport sneller en beter zal gaan verlopen dan tot nu toe, 84 procent verwacht dat niet.
Vaak spreken ze uit ervaring. Zo'n 400 Groningers in het onderzoek hebben zelf schade aan hun huis. Ze zijn moe van alle onderzoeken aan hun huis, beloftes en excuses. Die leiden vooral tot wachten en onzekerheid, en niet tot oplossingen. Ze zien niet in waarom dat nu opeens anders zou worden.
Bekijk ook
'Behandeld alsof we onnozel zijn'
Een deelnemer vertelt over zijn eigen ervaringen met de schadeafhandeling: "Ons huis valt bijna uit elkaar. We zijn al 12 jaar bezig. Er wordt het ene na het andere rapport gemaakt maar er gebeurt niets. We worden behandeld alsof we onnozel zijn. Beloftes worden niet nagekomen. Het blijft wachten, wachten en nog eens wachten. De frustratie knaagt elke dag aan ons."
Het vertrouwen in de overheid als het gaat om de aanpak van grote crises is sowieso laag. Velen trekken een vergelijking met de afhandeling van de toeslagenaffaire. Ook daar is de situatie nog steeds niet op orde. Ze vrezen dat het met de aardgasschade ook nog wel jaren zal gaan duren.
Over het onderzoek
Het onderzoek is gehouden op 26 en 27 februari 2023. Aan het onderzoek over diverse actuele onderwerpen deden in totaal 18.287 leden van het EenVandaag Opiniepanel mee, onder wie 753 mensen die in de provincie Groningen wonen. Het onderzoek is na weging representatief voor zes variabelen, namelijk: leeftijd, geslacht, opleiding, burgerlijke staat, spreiding over het land en politieke voorkeur gemeten naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Het Opiniepanel bestaat uit 80.000 leden.
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.