De zoektocht naar ministers en staatssecretarissen is in volle gang. Voor het eerst zullen de nieuwe kandidaat-bestuursleden door de Kamer aan de tand worden gevoeld. Een soort openbaar sollicitatiegesprek. De vraag is of dat zin heeft.

In de Europese Unie en in de Verenigde Staten gebeurt het al langer. Bewindslieden worden voordat ze aantreden verhoord. En vanaf deze kabinetsperiode gaat dat ook gelden voor de staatssecretarissen en ministers in het nog nieuw te vormen kabinet. Zij mogen zichzelf voorstellen aan de Tweede Kamer en worden vervolgens ondervraagd.

'Moet eerlijk debat zijn'

Volgens Hansko Broeksteeg, hoogleraar staatsrecht aan de Radboud Universiteit, zijn hoorzittingen een goed idee. Kamerleden kunnen op die manier een nieuwe minister proberen te doorgronden. "Maar de Tweede Kamer moet er geen spervuur van maken. Het moet een eerlijk debat zijn, gewoon eens onderzoeken: wie heeft de kamer nu voor zich?"

Toch heeft de Tweede Kamer geen beslissende rol in de benoeming van een minister of staatssecretaris. "Zij kunnen niet zeggen: deze minister of staatssecretaris willen we niet", zegt Broeksteeg. "Want de regering gaat over de benoeming van ministers en staatssecretarissen. Dat staat heel expliciet in de grondwet: ministers worden benoemd door de regering en dus bij Koninklijk Besluit."

Bekijk ook

Toch grote gevolgen

Maar dat betekent niet dat deze hoorzittingen voor niks zijn. "Stel dat de kamerleden een kandidaat-minister horen en tot de conclusie komen dat ze er niet mee verder willen. Dan heeft de Tweede Kamer daar misschien formeel niets over te zeggen, maar dat neemt de kandidaat-minister-president wel mee."

Want als die minister, waar twijfel over is, toch wordt benoemd, kan dat volgens Broeksteeg grote gevolgen hebben. "Dan zal die Tweede Kamer vermoedelijk vrij snel met een motie van wantrouwen komen en de minister tot aftreden dwingen. En daarom heeft zo'n hoorzitting in dat opzicht wel een betekenis."

In gemeenten veel zwaarder

De benoemingsprocedure van wethouders in een gemeente is anders dan die van een minister. "Die is in zekere zin veel zwaarder", zegt Broeksteeg. "Voor wethouders is bijvoorbeeld de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) vereist en er ligt momenteel ook een voorstel waarin voor wethouders een risicoanalyse integriteit wordt voorgeschreven."

Die procedures gelden niet voor een minister of staatssecretaris die het landsbelang dient. "In zekere zin is dat raar", zegt Broeksteeg. "Want wethouders zijn ook politieke bestuurders, net zoals ministers. En de eisen lopen uiteen."

'Op landelijk niveau ook zinvol'

Toch is er een verklaring voor, zegt Broeksteeg. "Gemeenten zijn kleinere politieke eenheden waar mensen elkaar sneller kennen. Waar zaken als belangenverstrengeling of mee moeten stemmen over zaken waar je een persoonlijk belang hebt misschien sneller aan het licht te kunnen komen."

Dat is op landelijk niveau veel minder het geval, zegt Broeksteeg. "Maar dat neemt niet weg dat het ook op landelijk niveau volgens mij heel zinvol is om na te denken over dit soort vereisten."

Bekijk ook

Kandidaten bij de hand nemen

Oud-minister Gerd Leers is betrokken bij de opzet van de risicoanalyse integriteit voor wethouders. Hij zou dat ook iets vinden voor kandidaat-ministers. "Alle nevenfuncties moeten neergelegd worden. Maar contacten kun je niet neerleggen. Contacten blijf je houden", legt hij uit. "En het is toch goed om te weten dat je als minister een verantwoordelijkheid hebt voor het landsbelang en dat het niet gaat om individuele belangen.

"En ik denk dat het goed is, dat kandidaten bij de hand worden genomen", vertelt hij. "Dat ze de kans krijgen om die risico's nog eens een keer door het hoofd te laten gaan."

Verschillende toetsen voor bestuurders

Tot de hoorzittingen had vooral de formateur een grote rol in de benoeming van bestuurders. "Hij onderzoekt of die persoon benoembaar is in de meest brede zin. En hij ontvangt daarvoor signalen en informatie", legt Broeksteeg uit.

"Ook de politieke partij, die een kandidaat voordraagt, zal wel iets willen weten over de geschiedenis van die kandidaat, door een soort integriteitstoets te doen. Het is niet verplicht maar sommige partijen doen dat wel." Ook doet inlichtingendienst AIVD nog een klein onderzoek, maar die is volgens Broeksteeg zeer beperkt.

Bekijk ook

Drie nieuwe partijen in coalitie

Nu er een extraparlementair kabinet - dus met veel mensen van buiten - in het verschiet ligt, is de screening volgens Broeksteeg belangrijker. "Als het gaat bijvoorbeeld om kandidaat-bewindspersonen van de VVD, dan zijn dat vaak oud-Kamerleden, oud-wethouders en oud-bestuurders. En daarvan is vaak ook wel bekend wat ze in het verleden hebben gedaan."

"Maar er zitten nu ook drie nieuwe politieke partijen in de coalitie. En daarvan is het natuurlijk nog betrekkelijk ongewis wie daarvan de kandidaten zijn", gaat hij verder. "Wat die kandidaten in het verleden hebben gedaan, wat voor standpunten en ideeën ze in het verleden hebben ingenomen. Dus in dat opzicht: hoe meer kandidaten van buiten je hebt, hoe zinvoller die hoorzittingen zullen zijn."

Bekend bij LPF

Dat beaamt Steven van Eijck, hij was staatssecretaris voor de Lijst Pim Fortuyn. Hij en de andere LPF bewindslieden in kabinet Balkenende I kwamen van buiten de politiek. Binnen de LPF was in die tijd veel onrust. Vice-premier Eduard Bomhoff had de grootste moeite met het aansturen van ambtenaren en kreeg bovendien ruzie met collega Herman Heinsbroek.

Van Eijck adviseert de kamer om straks goed op te letten. "Als daar geen teamplayers bij zitten of als dat mensen zijn die ook niet dat strategische hebben, om dingen met elkaar uit te onderhandelen. Dan is het wel gedoemd om in ieder geval ingewikkeld te worden."

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.