Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft in 2011 op een verkeerde manier onderzoek gedaan naar mogelijke ziektegevallen onder oud-militairen door het onbeschermde gebruik van de benzeenhoudende wapenreinigingsolie PX-10.
Dat stellen binnen- en buitenlandse wetenschappers, waaronder arbeidsgeneeskundige prof. dr. Gert van der Laan (oprichter van het Nederlands Centrum voor Beroepsziektes) en de toxicologen dr. Pieter van Broekhuizen (IVAM, Universiteit van Amsterdam) en prof. dr. Jan Tytgat (KU Leuven) vandaag in EenVandaag.
RIVM sprak slechts 23 van de 1.700.000 oud-militairen
Het door het RIVM uitgevoerde onderzoek beperkte zich tot het spreken van oud-militairen van slechts één krijgsmachtonderdeel, de Marine. Dit terwijl de PX-10 van 1950 tot 1996 gebruikt werd door alle krijgsmachtonderdelen, ook door de Landmacht, Luchtmacht, het Korps Mariniers en de Marechaussee. Het onderzoek werd volgens het RIVM noodgedwongen beperkt tot de Marine omdat alleen dat krijgsmachtonderdeel reageerde op de onderzoeksoproep van het Rijksinstituut dat in opdracht van Defensie het onderzoek deed. Tussen 1950 en 1996 werkten er ruim 1,7 miljoen militairen bij Defensie. Zij maakten hun persoonlijke wapen en wapensystemen schoon met PX-10. Van die 1,7 miljoen sprak het RIVM met slechts oud-militairen van de Marine, 23 in totaal. De ervaringen van deze 23 oud-marinemensen werden vertaald naar het werken bij de andere krijgsmachtonderdelen.
Claims afgewezen na RIVM-rapport
Duizenden militairen stellen ziek te zijn geworden door het onbeschermd werken met de benzeenhoudende en kankerverwekkende wapenreinigingsolie PX-10, vanaf de jaren vijftig tot medio jaren negentig. Vrijwel iedereen in de krijgsmacht, zowel beroepsmilitairen als dienstplichtigen, moest er mee werken. Op basis van het RIVM-rapport uit 2011 wijst Defensie alle verantwoordelijkheid van de hand.
Samenstelling PX-10
Tot op heden is de exacte samenstelling van PX-10 niet bekend. Wel is door Defensie erkend dat het middel PX-10 benzeen, tolueen en xyleen bevatte. De concentraties zijn niet bekend, maar Defensie en het RIVM gaan uit van heel weinig, slechts 0,1%. In EenVandaag stellen oud-medewerkers van de Marine die zelf onderzoek lieten doen naar PX-10 dat er een veel groter percentage kankerverwekkende oplosmiddelen in zat. Zij lieten dit buiten Defensie om onderzoeken bij een laboratorium. Hier bleek dat er op een vat van 20 liter ruim 4,2 liter benzeen, 1 liter tolueen en 1 liter xyleen zat. Qua benzeen dus een percentage van 21% in de PX-10. Dat is ruim 200 keer meer dan waar Defensie van uitgaat.
Aanname op aanname gestapeld
Volgens de wetenschappers heeft het RIVM verkeerde methodieken gebruikt en wordt er teveel uitgegaan van aannames. Zo is nog steeds niet duidelijk hoeveel benzeen in PX-10 heeft gezeten, terwijl het RIVM wél harde conclusies trekt over de blootstelling en gevolgen daarvan. Prof. Dr. Jan Tytgat: “Die onduidelijkheid staat haaks op de strengheid van de harde conclusie in het rapport, namelijk dat het zeer onwaarschijnlijk is dat mensen kanker hebben gekregen”. Ook wordt die blootstelling berekend op basis van een jaargemiddelde, terwijl mensen soms maar een korte periode van een paar weken heel intensief met PX-10 in aanraking kwamen. “In het chemisch stoffenbeleid is het gangbaar om dan een gemiddelde van acht uur te berekenen, en niet 365 dagen”, stelt Dr. Pieter van Broekhuizen. “Voor die korte periode is er dan toch een zeer verhoogd risico op leukemie”, aldus prof. dr. Jan Tytgat.
Groepsniveau
Het grootste probleem is volgens de wetenschappers dat er op groepsniveau is onderzocht, en niet per oud-militair die ziek is geworden. “Als je naar de individuen kijkt en hun informatie betrekt in het geheel, dan is dat veel waardevoller dan wanneer je dat in zijn algemeenheid doet”, aldus prof. dr. Gert van der Laan. “Wat je namelijk eigenlijk wilt weten is: wat hebben betrokkenen precies aan blootstelling gehad? Hoe was de werksituatie van deze man of deze vrouw die deze ziekte heeft gekregen?”
Reactie RIVM
Erik Lebret van het RIVM wijst de kritiek van de critici van de hand. Hij zegt dat er geen andere methodes zijn om dit soort onderzoeken - achteraf te doen. “In de literatuur zijn daar geen andere modellen voor te vinden. We konden niets anders doen dan aannames. Het spul PX-10 was er niet meer. We konden daarom geen metingen doen over blootstelling". (…) “Het zou natuurlijk mooier zijn geweest als het spul er nog wel was. Dan hadden we directe metingen kunnen doen over de blootstelling aan PX-10 in de werkomstandigheden.”
Oud-militairen die in de jaren 1969-1998 met het kankerverwekkende wapenreinigingsmiddel PX-10 hebben gewerkt, kunnen zich melden bij letselschadespecialist Johannes de Bruin via deze link.
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.