
Het kabinet wil een grote AI-supercomputer in Nederland, zodat we voor de rekenkracht die nodig is voor AI-toepassingen, niet langer afhankelijk zijn van het buitenland.
Vandaag stemt de Tweede Kamer over het plan van het kabinet om een AI-supercomputer te bouwen in Nederland. Het nieuwe, eigen AI-centrum moet ons land in staat stellen om "voor de zorg, defensie en het bedrijfsleven echt een verschil te kunnen maken in de toekomst", legt minister van Economische Zaken Dirk Beljaarts (PVV) uit.
Enorme rekenkracht nodig
Veel mensen kennen kunstmatige intelligentie (AI) vooral van toepassingen zoals ChatGPT, maar de technologie reikt veel verder. Voor complexe AI-toepassingen is een enorme rekenkracht nodig, die geleverd wordt door grote supercomputers. Denk aan een grote hal vol met rijen computerkasten.
Hoewel Nederland al een aantal supercomputers heeft, is dit nieuwe centrum specifiek bedoeld voor AI-onderzoek en toepassingen. Het idee is dat verschillende partijen de supercomputer kunnen gebruiken voor berekeningen die nu onmogelijk of extreem tijdrovend zijn.
'We lopen achter'
Dit is volgens het kabinet cruciaal voor de ontwikkeling van AI in Nederland. "We willen dat de zorg, defensie en het bedrijfsleven hiermee aan de slag kunnen in een beveiligde omgeving. Zij moeten de volledige controle hebben over hun data, zonder deze te hoeven delen", zegt Beljaarts. Ook de wetenschap en commerciële partijen kunnen gebruik maken van het centrum.
Met het AI-centrum hoopt Beljaarts andere landen op het gebied van AI te kunnen bijbenen. Volgens de minister zijn we nog niet te laat. "De koploperspositie is al aan ons voorbij gegaan, maar we hoeven nog niet als hekkensluiter te eindigen als Nederland. We kunnen echt nog wel in de kopgroep mee, maar dan moeten we wel op tijd actie ondernemen.
Samen met de markt
Aan deze supercomputer hangt een prijskaartje van zo'n 300 miljoen euro. "Het is een grote investering", zegt de minister. "Maar het is niet alleen een publieke investering. Dit is iets wat je samen met de markt, met private partijen kunt doen. En als de timing goed is doet de Europese Commissie ook nog voor de helft mee."
Nederland wil samen met Frankrijk, Duitsland en Estland een Europees consortium oprichten voor digitale infrastructuur, zo maakte staatssecretaris Zsolt Szabó (Digitalisering) bekend in de Tweede Kamer. Deze AI-computer kan daar als het aan het kabinet ligt ook een bijdrage aan leveren.
Soevereine rekenkracht
Minister Beljaarts wil voorkomen dat we voor AI-toepassingen afhankelijk zijn van het buitenland, zegt hij. "Ik denk dat het cruciaal is dat we, naast onafhankelijkheid van de Amerikaanse defensie-industrie en het Russische gas, ook toewerken naar digitale en strategische soevereiniteit in Europa."
"Wat we nu doen is capaciteit inkopen van andere landen", legt hij uit. "Het is belangrijk dat we in ieder geval voor de basisrekenkracht niet afhankelijk zijn van commerciële partijen of andere landen. Je wil kunnen beschikken over rekenkracht op Nederlands grondgebied, waar we zelf over beslissen." Soevereine rekenkracht, noemt de minister het.
Afhankelijk van Big Tech
Hoogleraar digitalisering Reijer Passchier ziet ook het belang in van digitale onafhankelijkheid. Hij waarschuwt voor de enorme invloed die Amerikaanse technologiebedrijven nu al hebben in de digitale wereld. Op social mediaplatforms, in dataopslag, maar ook op het terrein van kunstmatige intelligentie.
Toch bestaat, ook wanneer je de supercomputer op eigen grondgebied hebt, nog steeds een vorm van afhankelijkheid van Big Tech, ziet Passchier. Om de supercomputer daadwerkelijk te bouwen, zijn we nog steeds sterk afhankelijk van Amerika. De twee gigantische techbedrijven die chips kunnen leveren, Nvidia en AMD zijn daar namelijk gevestigd.
'Hun software zit overal in'
Volgens Passchier moeten wij ons zorgen maken over de afhankelijkheid van de computerkennis van Amerika. Mochten de diensten van deze bedrijven om wat voor reden dan ook uitvallen, dan hebben we een heel groot probleem.
"Al heel lang merken we dat Amerikaanse bedrijven niet geneigd zijn om zich aan Europese regels te houden, en ook niet altijd dezelfde waarden hebben als wij in Europa", zegt de hoogleraar. "We zijn afhankelijk van hun software, en die zit overal in; van deurbellen, tot auto's, tot in systemen van onze overheid."
Europese alternatieven
"Ik snap dat die zich dat de minister nu alsnog met Amerikaanse bedrijven in zee gaat, maar tegelijkertijd denk ik dat hij ook de ontwikkeling van Europese alternatieven moet ondersteunen. En daar ook het liefst zoveel mogelijk zelf gebruik van moet maken", adviseert hij.
Het is nog niet bekend waar het nieuwe AI-centrum moet komen. Dat zal afhangen van de ruimte op het stroomnet, zegt het ministerie. Coöperatie SURF, een digitaal samenwerkingsverband van onderwijsinstellingen in Nederland dat al een supercomputer voor wetenschappelijke doeleinden beheert, zal ook de nieuwe AI-computer gaan beheren.

Syrische Aziz en Muna wonen in Nederland, maar denken verschillend over wel of niet terugkeren: 'Mijn thuis is nu hier'
Ruim 160.000 mensen met Syrische roots wonen in Nederland, de een langer dan de ander. Zij bouwen hier een nieuw leven op, maar herinneringen aan hun land en de oorlog blijven. Hoe kijken zij naar hun leven hier en naar terugkeer? "Je moet kansen pakken."
We spreken judoka en coach Muna Dahouk en huisarts Aziz Al Cheikh. De een woont pas sinds 2019 in Nederland, de ander al meer dan 30 jaar. Ze herkennen in elkaars verhalen dezelfde drang om door te zetten en kansen te grijpen, maar kijken heel verschillend naar de mogelijkheid ooit terug te gaan.
Van Damascus naar Den Bosch
Muna kwam in 2019 naar Nederland, op 24-jarige leeftijd, via gezinshereniging met haar moeder en broer. Haar vader, een gerenommeerd judocoach, overleed in 2015 aan een hartaanval. "In Syrië was geen toekomst meer door de oorlog. We moesten weg om een nieuw leven op te bouwen", vertelt ze. De eerste weken in Den Bosch waren verwarrend. "Ik was nerveus en wist niet waar ik moest beginnen. Maar één ding gaf houvast: judo."
Ik ben trots dat ik de wereld kon laten zien wat vluchtelingen kunnenJudoka Muna Dahouk over haar deelname aan het Olympisch Vluchtelingenteam
Al sinds haar zesde stond Muna op de mat, maar door de oorlog lag haar sport bijna 10 jaar stil. In Nederland kreeg ze onverwacht de kans zich te kwalificeren voor het Olympisch Vluchtelingenteam. "In het begin voelde mijn niveau als nul. Ik trainde met Nederlandse topsporters en zag het verschil. Maar ik gaf niet op." Het lukte: in 2021 stond ze in Tokyo, in 2024 in Parijs. "Dat was mijn droom. Ik ben trots dat ik de wereld kon laten zien wat vluchtelingen kunnen."
Van cel naar spreekkamer
Aziz arriveerde ruim 30 jaar eerder, op 29 december 1988. Hij groeide op onder het regime van Hafez al-Assad en zag als kind zijn vader in een militaire gevangenis. "Dat beeld, zijn hoofd door een klein luikje, vergeet ik nooit."
Tijdens zijn studie geneeskunde in Kroatië ontmoette hij een Nederlandse vrouw op wie hij verliefd werd, en hij besloot te vluchten. "Ik wist toen niet veel van Nederland. Ik kende alleen van Basten door zijn prachtige doelpunt tegen Rusland in 1987. En ik wist dat Nederland een democratie is."
'Ik ben apetrots'
Een uitkering wilde hij niet, hij werkte om zichzelf te onderhouden. "Ik vond een uitkering een vorm van minachting van jezelf, dat je gewoon geld ontvangt waarvoor je eigenlijk niet zoveel hebt gedaan."
Drie keer werd hij uitgeloot voor de studie geneeskunde, maar door een omweg via farmacie mocht hij alsnog beginnen. "Nederland is het land van kansen, maar je moet zelf de weg ernaartoe vinden. Zonder inzet bereik je niks." Inmiddels is hij 17 jaar huisarts in Schoonebeek, waar hij een voormalige kerk ombouwde tot een modern medisch centrum. "Ik ben apetrots op wat we hier hebben neergezet."
Judo voor vluchtelingen
Muna werkt tegenwoordig als judocoach bij een stichting voor vluchtelingen. "We komen uit dezelfde achtergrond, dat schept vertrouwen." Daarnaast werkt ze in een restaurant en volgt ze een opleiding tot zweminstructeur.
Integreren vindt ze soms lastig. "Mijn Nederlands is nog niet goed genoeg, dus ik spreek vaak Engels. Dat voelt als een drempel. Maar Nederlanders zijn heel open en willen luisteren naar mijn verhaal."
Integratie is contact
Ook voor Aziz gaat integratie over contact maken en verantwoordelijkheid nemen. Eerder dit jaar kwam hij in het nieuws toen hij knuffels verving die Syrische jongeren van de herdenkingsplek voor de kinderen Jeffrey en Emma hadden gestolen. De broer en zus waren op die plek dood in een auto gevonden, samen met hun vader. De Syrische jongeren hadden hun actie gefilmd en op social media geplaatst.
"Namens de Syrische gemeenschap heb ik mijn excuses aangeboden", vertelt Aziz. "Dit gedrag past niet bij onze cultuur en niet bij islam. Het was belangrijk om afstand te nemen en verbinding te zoeken."
Nederland is thuis
Vorig jaar bezocht Muna voor het eerst sinds haar vertrek Syrië. "Ons huis was verwoest, maar mijn familie zien was bijzonder. Als het beter wordt, wil ik terug om mee te helpen het land weer op te bouwen. We moeten Syrië weer één maken en de chaos stoppen."
Voor Aziz ligt dat anders. Zijn herinneringen aan Syrië zijn getekend door angst en onderdrukking. "Nederland is mijn thuis. Ik voel me Nederlander, in hart en nieren. Ik heb mijn plek gevonden in dit land. Ik werd hier vader van mijn zoons. En ik ben nu ook opa, van Nour, een groot geluk. Hier heb ik mijn leven opgebouwd, hier wil ik blijven."
Kansen pakken
Beiden zijn dankbaar voor de mogelijkheden die Nederland hen heeft geboden. "Hier heb je de mogelijkheid je doelen te bereiken", zegt Muna. Aziz vult aan: "Je moet je kansen pakken. Wat je ermee doet, is aan jou."
En terwijl hun toekomstplannen uiteenlopen, delen ze één overtuiging: succes begint met de wil om vooruit te gaan, hoe ver je ook van huis bent.