Sander Verheijen is een vrijgezelle dertiger zonder al te veel zorgen. In een Haags café komt hij Jip tegen. Jip en Sander worden verliefd, nemen een hond, willen een kind, allemaal vrolijk huisje boompje en beestje. Ze krijgen een tweeling. Maar dan staat het leven van Sander Verheijen op zijn kop. Er is iets mis met de tweeling. Wat dat is beschrijft hij prachtig in het boek ‘Ik kan er nét niet bij’.
Na een paar maanden zijn er de eerste tekenen dat er iets geks is, beschrijft Verheijen: "Waar Maurits steeds beweeglijker wordt en steeds meer interesse lijkt te krijgen in een ontdekkingsreis naar het onbekende, zien we bij Willem weinig beweging of interesse voor het grote avontuur. Hij ligt op zijn rug en dat is het. ‘Dat is toch gek?’ zeggen we steeds vaker tegen elkaar." Er volgt een rondgang langs fysiotherapeut, neuroloog, osteopaat: onzekere tijden waarin gezocht wordt naar antwoorden. Die antwoorden komen stap voor stap. In Willems hersenen zou een bloedpropje hebben gezeten. "Het klonk allemaal heel lief", zegt Sander Verheijen nu.
Hersenschade
Het bloedpropje is het begin van een diagnose. Cerebrale parese, oftewel niet aangeboren hersenschade, die gepaard gaat met epileptische aanvallen. Dat zorgt ervoor dat Willem zich langzamer ontwikkelt en bijvoorbeeld zijn rechterarm niet goed kan gebruiken. Dan blijkt er ook met zoon Maurits wat aan de hand: hij heeft autisme.
Verheijen beschrijft in zijn boek hoe hij en Jip leren omgaan met Willem en Maurits. Hoe ze zoeken naar de beste zorg voor hun zonen. Het boek zit vol pijnlijke situaties zoals het moment dat een opa en oma te horen krijgen dat ze hun vast oppasdag kwijtraken omdat dit niet goed in het ritme van hun kleinkind past.
Twee gehandicapte kinderen
Een van de indrukwekkende momenten in het boek is als de ouders realiseren wat hen is overkomen: "We hebben gewoon twee gehandicapte kinderen. We staan samen te koken. Jip zegt het nog eens. ‘San, we hebben gewoon twee gehandicapte kinderen.’ Het voelt alsof iemand met een enorme knuppel in mijn gezicht ramt. ‘Jezus, Jip. Die komt binnen.’ Ik hoor het mezelf zeggen en ben verbaasd over de klap en mijn eigen reactie erop. Dat wist ik toch? Waarom schrik ik er dan zo van? We houden elkaar vast. Steviger dan ooit. Ik wil niet huilen. Ik moet niet huilen. Jip huilt ook niet. Zij blijft zo sterk. Ze duwt haar hoofd tegen mijn borstkas, en ik voel haar ademhaling. Het is een intens moment. Twee gehandicapte kinderen.’
‘Ik kan er nét niet bij’ geeft een goed beeld van de impact die twee bijzondere kinderen op je leven hebben. Met bemoedigende momenten, maar ook de harde realiteit. Verheijen in zijn boek: "Inmiddels weet ik dat verdriet gratis wordt meegeleverd bij de geboorte van een kind. Een verplichte optie, samen met geluk. […] Dit ouderschap is alles geworden wat we er niet van hadden verwacht. […] De zorg voor onze kinderen is gewoon keihard werken op de goede dagen en overleven op de slechte."
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.