Warme zomers, milde winters en eikenbomen in overvloed. Nederland is een Walhalla voor de eikenprocessierups. De haren van het beestje zijn het probleem. Niet de grote zichtbare haren op de rug. Maar achthonderdduizend onzichtbare brandharen die de rups bezit.

Bij elke vervelling komen de haartjes vrij. Moeiteloos dringen ze de huid binnen van mens en dier. Of komen in het lichaam terecht via de ademhaling of de ogen. Ze veroorzaken allergische reacties, jeuk en uitslag. De rups is inmiddels niet meer te bestrijden: beheersbaar houden is de enige optie. Daarvoor moet er één landelijk kenniscentrum komen met actuele informatie over de ontwikkeling van de rups en hoe en wanneer deze te bestrijden, vindt bioloog Arnold van Vliet van Wageningen University. 

Hij doet een appèl op gemeenten en provincies die verantwoordelijk zijn voor het openbare groen. Maar ook op de inwoners zelf. “Dit probleem loopt de spuigaten uit. Als we het nu niet snel gestructureerd aanpakken, worden de problemen alleen maar erger.” 

Eikenprocessierupsplaag

Door het warme weer is de eikenprocessierupsplaag dit jaar heftiger dan ooit, merken ze ook in Ede waar zo’n 20.000 eikenbomen staan. “Wij hebben normaal jaarlijks één ploeg rondrijden om de rups te bestrijden, maar dit jaar zijn dat er drie”, zegt Martien Hagens, verantwoordelijk voor onder andere het boombeheer. “Ik vrees dat we nog maanden bezig zijn om alle nesten te verwijderen. We zijn ons budget voor dit jaar al ver te boven, maar wat moet, dat moet”, aldus Hagens. 

Niet alleen in Ede is de rups een probleem. Begon de opmars zo’n 25 jaar geleden in de zuidelijke provincies, inmiddels is de rups in het hele land aangetroffen. De aanpak van de rups verschilt per gemeente. “De informatie op internet over wat te doen bij overlast is niet eenduidig en bovendien niet actueel, niet bij de NVWA, niet bij RIVM en niet bij gemeenten”, zegt Van Vliet. “Het verschilt van maand tot maand en van jaar tot jaar waar de beestjes zitten.” 

'Kenniscentrum met informatie broodnodig'

Een actueel informatiepunt, een soort kenniscentrum met ‘up to date’ informatie is broodnodig, vindt de bioloog. “Om bewustwording te creëren, zodat mensen bijvoorbeeld in de gaten houden bij welke boom veel vlinders vliegen, om te weten waar  het jaar erop de eitjes zullen zijn. Dan kun je die preventief bestrijden.”

Dat kenniscentrum zou volgens Van Vliet ook bestrijdingsdiensten kunnen informeren over hoe en wanneer ze het beste kunnen bestrijden. Of gemeenten adviseren hoe ze de rups in toom te houden door het stimuleren van biodiversiteit; bermen aanleggen bijvoorbeeld, waar vogels en insecten op af komen.

Van Vliet houdt veel kennis over de eikenprocessierups bij op de site www.naturetoday.com en werkt hiervoor samen met mensen werkzaam bij GGD, gemeente en bestrijdingsdiensten. “Maar om de informatie te actualiseren per dag, heb je extra mankracht nodig en dat heb ik niet. Voor mij is het een uit de hand gelopen hobby.” Van Vliet hoopt dat gemeenten en provincies willen meewerken om dit plan te realiseren. 

Gemeenten

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) laat echter weten dat de eikenprocessierups niet iets is wat ze op willen pakken; ze hebben de handen vol aan zware dossiers als GGZ en de energietransitie. Ook het Interprovinciaal Overleg (IPO) houdt het af. 

 Van Vliet zucht nog eens diep.“Wat moet er gebeuren voor men inziet hoe groot het probleem al is? En dat gaat alleen maar erger worden nu het vaker en langer warm wordt in ons land!” 

Het appèl van Van Vliet voor één centraal kenniscentrum kan wel rekenen op steun van Natuurmonumenten. Staatsbosbeheer,  zegt alleen actie tegen de rups te ondernemen als het dichtbij recreatieve voorzieningen wordt aangetroffen. De natuurorganisatie noemt het vooral een verantwoordelijkheid van gemeenten. 

Volgsporen

“Gelukkig wordt er al op diverse plaatsen in het land geëxperimenteerd met het indammen van de rupsenplaag”, zegt Van Vliet. Zo worden er vogelnestkasten opgehangen om koolmezen aan te trekken, die de poppen en larven opeten. 

Ook is er in Limburg een proef gedaan met het verleggen van ‘volgsporen’. Hierbij werden rupsen naar een plek geleid waar ze vervolgens werden vernietigd.  En naast meldpunten op gemeentelijke websites, bestaat er nu ook een landelijke site, waarop iedereen een melding kan doen als er eikenprocessierupsen zijn gesignaleerd. 

Arnold van Vliet: “Als we nu alles tot één gezamenlijk kenniscentrum bundelen, maken we een stap in de richting van het beheersbaar houden van die hardnekkige eikenprocessierups.” 
 

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.