Geen enkele Israëlische politicus wist zoveel emoties los te maken als Ariel Sharon. Hij was een man van uitersten en riep extreme gevoelens op. Van pure haat tot onvoorwaardelijke verafgoding.
In zekere zin staat hij hierin symbool voor de moderne staat Israël, met de kanttekening dat Sharon vrijwel zijn hele carrière aan de rechterzijde van het politieke spectrum heeft gestaan.
In de onafhankelijkheidsoorlog in 1948 dient hij in de Haganah, de voorloper van het Israëlische leger. Hij weigert toetreding tot de elite-eenheid Palmach, omdat deze eenheid in de Britse tijd heeft samengewerkt met de Engelsen. De jonge Sharon is een man van in steen gehouwen principes.
Een hardliner, wat ook tot uiting komt als commandant van de roemruchte Unit 101, een elite-eenheid die zich bezigheid met terreurbestrijding. Het zet de toon voor de rest van zijn carrière: niet praten, maar actie. Wil je wat bereiken, dan schep je voldongen feiten, zodat niemand om je heen kan.
Zijn eigenzinnigheid kost hem de bliksemcarriere in het leger waarop hij had gerekend. Want zijn eigenzinnigheid kost levens. Van vijanden, maar soms ook van eigen militairen. Toch is hij bijzonder geliefd bij zijn manschappen. Hij gaat in zijn tijd als commandant van Unit 101 voorop in de strijd, soms diep in vijandelijk gebied en waagt meermalen zijn leven om kameraden te redden. 'Niemand wordt achtergelaten' is het principe.
Hij wordt na een ernstig incident tijdens de Suez-crisis op een zijspoor gezet, maar maakt zich nuttig door de pantserbrigades van het Israëlische leger te moderniseren. De Zesdaagse Oorlog in 1967 geeft hem de kans om zich weer actief met de strijd te bemoeien en zijn strategisch talent te tonen: hij heeft zijn soldaten tot in detail voorbereid de strijd die komen gaat en weet de Egyptische fortificaties in de Sinai-woestijn op spectaculaire wijze in te nemen, waardoor het Israelische leger vrij spel heeft in het woestijngebied tussen Egypte en Israel.
De periode na de Zesdaagse oorlog gebruikt hij om grip te krijgen op met name de Westbank. Hij bouwt legerbases in voormalig Jordaans gebied en zorgt dat deze worden uitgebreid met woningen voor officieren en hun gezinnen. Het markeert het begin van de nederzettingen.
Zijn grootste moment moet nog komen. Tegen zijn advies in worden langs het Suezkanaal versterkingen gebouwd om het Egyptische leger tegen te houden. Het ondergraaft naar Sharon's mening de grote kracht van het Israelische leger: mobiliteit. En hij krijgt gelijk. In oktober 1973 valt het Egyptische leger op Grote Verzoendag aan en overloopt de Israelische stellingen.
Sharon jaagt zijn troepen rechtstreeks de woestijn in richting het front en is voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor het vertragen van de opmars van het Egyptische leger.
Maar de opmars van de Egyptenaren lijkt niet te stuiten. Op het moment dat het er bijzonder slecht uitziet voor Israël ontdekt Sharon echter dat er aan ruimte zit tussen de twee oprukkende Egyptische leger. Aan het Suezkanaal nog wel. Hij krijgt geen toestemming om op te rukken tot aan het kanaal, en zo een wig tussen de Egyptische legers te drijven maar doet dit toch. Het is een cruciale zet die de kansen doet keren: het Israëlische leger steekt het kanaal over en omsingeld het Egyptische leger.
Politiek ziet Sharon, inmiddels 'de held van Suez' zich in om de Westbank en Gaza te koloniseren. Als in 1977 de rechtse partij Likoed aan de macht komt wordt Sharon minister van Landbouw. In 1981 krijgt hij de zeggenschap over het felbegeerde ministerschap van Defensie. Sharon, die ooit tot zijn grote irritatie werd gepasseerd als opperbevelhebber van het Israëlische leger, heeft eindelijk de positie waar hij recht op meent te hebben.
Het brengt hem in de positie om eens en voor altijd af te rekenen met zijn grote tegenspeler: Yasser Arafat. De PLO voert vanuit Libanon regelmatig dodelijke acties uit op Israelische burgerdoelen. Als de Israelische ambassadeur in Londen doelwit is van een aanslag, heeft hij zijn casus belli: Israel valt Libanon binnen. En het gaat helemaal in Sharon-stijl: het kabinet geeft permissie voor een strafexpeditie tegen de PLO van slechts 48 uur, maar Sharon is niet van plan zich daarbij neer te leggen.
Langzaam maar zeker wordt duidelijk dat het niet bij om beperkte actie van het Israelische leger gaat, maar om een oorlog van Ariel Sharon tegen de PLO met het doel deze uit Libanon te verdrijven. Om zijn oorlog te kunnen voeren liegt hij tegen het kabinet, tegen premier en partijgenoot Begin en tegen de legerstaf. Maar zijn doel wordt bereikt: Arafat vertrekt met zijn officieren uit Libanon.
De ontmanteling van de PLO geeft de aan Israel gelieerde christelijke milities de ruimte zich te profileren: In overleg met Sharon beginnen ze met de ontwapening van de Palestijnen. Als een aantal kampen zijn ontwapend komt de christelijke leider Gemayel om bij een aanslag. De christelijke milities zinnen op wraak. Niet alleen vanwege de aanslag op hun leider, maar ook vanwege het uitmoorden van het christelijke dorp Damour in 1976.
Sabra en Shatilla worden niet ontwapend. De strijders zijn allang vertrokken en de milities koelen hun wraak op burgers. Vrouwen, kinderen en bejaarden worden omgebracht, terwijl het Israëlische leger zich binnen kijkafstand bevindt. Sharon wordt door officieren ter plaatse op de hoogte gebracht maar weigert in te grijpen.
De Libanon-oorlog kost hem uiteindelijk de kop: de leugens die hij als minister van Defensie tegen zijn eigen premier uitsprak worden hem zwaar aangerekend. Het kabinet besluit dat Sharon nooit meer minister van Defensie mag worden.
Maar Sharon wordt niet politiek afgeserveerd. Hij vervult verschillende ministersposten. Als minister van huisvesting voert hij onder premier Shamir de bouw van nederzetting fors op.
In 2000 volgt hij Benjamin Netanyahu op als leider van de Likoedpartij. De rek lijkt op dat moment uit het vredesproces en als Sharon besluit de Tempelberg te bezoeken slaat de vlam in de pan. Palestijnen vatten het bezoek van Sharon op als een provocatie en het bezoek ontaardt in een veldslag met de politie. Het was voor het bezoek van Sharon al onrustig, maar na zijn bezoek is de geest definitief uit de fles. De onlusten zullen liefst vijf jaar aanhouden.
De ironie wil dat juist die tweede intifada leidt tot Sharon's verkiezing tot premier. Hij probeert op zijn gebruikelijke hardhandige wijze een einde te maken aan de intifada. Vergeldingsacties tegen de Palestijnen zijn aan de orde van de dag en zijn eeuwige tegenstander Yasser Arafat wordt in zijn hoofdkwartier opgesloten, waar hij in 2004 overlijdt.
Een halfjaar daarvoor weet Sharon de wereld te verbazen door aan te kondigen dat Israel zich wil terugtrekken uit de Gazastrook en delen van de Westbank. Zonder overleg met de Palestijnen. Weer schept hij een voldongen feit.
Sharon komt tot de slotsom dat Israel een keuze moet maken: óf de bezette gebieden vasthouden zonder de Palestijnen rechten toe te kennen óf de gebieden te annexeren en de Palestijnen stemrecht te geven, waarmee het joodse karakter van Israel zwaar zou worden aangetast. Hij kiest voor de eerste mogelijkheid, met de kanttekening dat hij de terugtrekking van Gaza ziet als de 'formaldehyde' voor het behoud van grote delen van de Westbank.
Na de terugtrekking uit Gaza begint Israel met het ontruimen van de eerste nederzettingen op de Westbank. Het is de laatste daad van Sharon als premier: eind december 2005 krijgt hij een lichte beroerte, op 4 januari 2006 gevolgd door een zware hersenbloeding. Hij raakt in een coma waaruit hij nooit meer zal ontwaken.
Hij overlijdt op zaterdag 11 januari op 85-jarige leeftijd.
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.