'Oei, die is wel heel lastig.' Veel mensen met een niet-westerse naam zullen een opmerking als deze wel herkennen. En ook al is zo'n opmerking niet slecht bedoeld, dan kan die er nog wel flink inhakken, weet ook Rubiën Kalaykhan.
Als je haar 20 jaar geleden had gevraagd hoe Rubiën zich voelde over haar naam, had je een totaal ander antwoord gekregen dan nu. En dat antwoord van nu is een stuk positiever. Al is dat pas sinds kort, vertelt de inmiddels 55-jarige Amsterdamse, die op jonge leeftijd met haar ouders vanuit Suriname naar Nederland verhuisde.
Andere roepnaam
Haar naam is voor Rubiën zoveel meer dan 'gewoon' een naam, vertelt ze. "En ik denk dat dat voor veel mensen geldt die zijn geboren in Suriname." Het land was van 1667 tot 1975 een kolonie van Nederland.
Ze vertelt dat een aantal van haar familieleden, toen ze in de jaren 70 naar Nederland kwamen, zichzelf een westers klinkende roepnaam gaven om het 'makkelijker' te maken voor hun werkgevers, collega's en andere mensen in hun omgeving. Haar eigen vader, die met Roëll Harold een Nederlands klinkende naam heeft, sprak zijn achternaam op z'n westers uit.
Vera in plaats van Nasiran
Een erfenis uit het slavernijverleden, vertelt Rubiën, waar tot slaaf gemaakten een westers klinkende naam kregen toebedeeld. Dat gold ook voor de contractarbeiders die vervolgens vanuit verschillende continenten naar Suriname kwamen om op suikerplantages te werken.
Zo kreeg Rubiëns moeder, toen ze als jonge vrouw aan de slag ging in de winkel bij de toenmalige Nederlandse suikerfabriek in Mariënburg in Suriname, een meer westers klinkende naam van haar werkgever. In plaats van Nasiran, zoals ze echt heette, werd dat Vera. Zo noemt ze zichzelf nog steeds.
Een van de weinigen in de klas
Er zijn moeilijkere namen dan Rubiën of Nasiran, zou je zeggen. Toch merkte Rubiën toen ze in 1972 op een Nederlandse school in Amsterdam terechtkwam meteen dat haar leeftijdsgenoten en docenten moeite hadden met haar naam.
Tegenwoordig is dat anders, vooral in een grote stad als Amsterdam, maar toen was Rubiën een van de weinigen in haar klas met een niet-westerse naam.
'Dat is te moeilijk hoor'
"Als ik mijn voornaam zei, moest ik die vaak al een paar keer herhalen, omdat mensen me niet verstonden. Mijn achternaam was al helemaal een drama. 'Dat is te moeilijk hoor', zeiden ze dan. En daarmee was het klaar. Vaak deden mensen niet eens de moeite om te oefenen. Achteraf vind ik dat heel verdrietig. Je vraagt je toch af waarom mensen het niet willen proberen."
"Het gekke vond ik ook: op de middelbare school leerden we van alles over Franse schrijvers, Duitse schrijvers, we leerden hun talen, hoe we hun namen moesten uitspreken. Maar de namen van leerlingen met een niet-westerse achtergrond waren te moeilijk."
Focus op het negatieve
Dat mensen verbaasd op haar naam reageerden, begreep ze wel. "Dat doe je als je iets niet kent. Maar het ging om de manier waarop. Nooit kwam er een reactie als: 'Wat een mooie naam.' of 'Bijzonder, waar komt die naam vandaan?' Altijd lag de focus op hoe moeilijk mijn naam was om uit te spreken, dat het lastig was. Op hoe vreemd hij klonk."
Dat leidde er uiteindelijk toe dat ze zich voor haar naam ging schamen, vertelt Rubiën. "Ik weet nog dat er op de middelbare school een moment kwam dat ik mijn naam niet meer voluit durfde te schrijven." Ze verdween steeds meer naar de achtergrond, werd alsmaar stiller. Alles om maar zo weinig mogelijk op te vallen.
'Naam van mijn man was makkelijker'
Er viel een last van Rubiëns schouders toen ze trouwde met haar toenmalige man, een geboren en getogen Nederlander met een westerse naam.
"Zijn naam was zoveel 'makkelijker'. 'Als ik ergens mijn naam moet invullen, kan ik vanaf nu gewoon de naam van mijn man invullen', dacht ik toen."
Wakker geschud
Maar je kunt je culturele identiteit niet voor altijd weg blijven stoppen, realiseerde Rubiën zich. "Ik niet in elk geval. Ik was mijn moedertaal kwijt, wist niet meer hoe bepaalde Surinaamse gebruiken werkten."
"Gebruiken die ik daardoor niet door kon geven aan mijn kinderen, besefte ik, toen ze mij naar die gebruiken vroegen. Zij hadden juist de behoefte om meer te leren over hun afkomst."
Praten over het verleden
Dat was voor Rubiën een keerpunt. Ze besloot zich te gaan verdiepen in de koloniale tijd, in de stambomen van haar moeder en vader. Dat was in 2016 en 8 jaar later is ze nog altijd op ontdekkingstocht.
Dat doet ze ook door gesprekken te voeren met onder anderen haar moeder, die in de 80 is en dementie heeft. "Het zijn juist verhalen over vroeger die ze zich nog wel herinnert. Ik probeer haar nog zoveel mogelijk te vragen, want als zij overlijdt, verdwijnt met haar een stuk geschiedenis."
Visitekaartjes
Rubiën kan inmiddels met overtuiging zeggen dat ze trots is op haar naam. "Onlangs heb ik voor het eerst in mijn leven visitekaartjes laten maken. Het voelde heel bijzonder toen ik die voor het eerst in mijn hand had. Als een mijlpaal."
Ze neemt ook graag een voorbeeld aan haar kinderen. "Waar het voor de oudere generatie binnen onze familie nog altijd best gebruikelijk is om namen af te korten en westerser te laten klinken, is het dat voor de jongeren helemaal niet. Zij zijn vaak juist trots op hun afkomst."
Liever een andere naam gehad
"Twee van mijn kinderen hebben mijn ex-man en ik heel westerse namen gegeven. En laatst vertelden ze dat ze daar eigenlijk helemaal niet blij mee waren. Zij hadden liever namen gehad die pasten bij hun deels niet-westerse afkomst."
"Dat vond ik heel lastig om te horen. Ik realiseerde me toen ook hoe mijn ouders zich gevoeld moeten hebben. Ik liet hen ook heel regelmatig weten dat ik niet blij was met mijn naam."
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.