Het eindniveau van een groot deel van de kinderen op de basisschool is te laag, zo blijkt uit het jaarlijkse rapport 'Staat van het onderwijs' van de onderwijsinspectie. Voor onderwijskundigen is het geen verrassing. "Dit zit er al jaren aan te komen."
Dat er aan het basisonderwijs iets moet gebeuren, daar is iedereen het over eens. Is het te wijten aan een te vrije invulling van het vak? En moet er misschien niet meer worden vertrouwd op de expertise van de leerkracht?
Lees ook
'Dit zat er al aan te komen'
Schrikken doet hoogleraar Anna Bosman van de Radboud Universiteit niet van de slechte cijfers uit het rapport van de onderwijsinspectie. "Dit zit er al jaren aan te komen", zegt ze. "Als we echt zouden schrikken, dan zouden we er wat van leren, maar dat doen we niet."
De oorzaak is wat haar betreft duidelijk. Tussen alle veranderingen die het onderwijs de laatste jaren onderging, ziet ze de manier waarop scholen zélf invulling geven aan de lesmethoden als grote boosdoener. "Dat is het grote probleem. Zelfs binnen een school mag jij beslissen hoe je een klas behandelt. Hoe je dat niveau haalt is helemaal vrij in Nederland. Dat moet je niet doen."
Instructie voorop
Grofweg herkent ze twee manieren van leren in Nederland: ontdekkend leren en leren met de leraar. Op basis van haar expertise ziet ze de methode waarin de leraar centraal staat als meest effectief. "Wij zijn vergeten de instructie voorop te stellen: de leerkracht oefent samen met de leerlingen tot het niveau dat de meesten door hebben wat ze moeten leren. Vervolgens zet je ze zelf aan het werk."
Over de manier waarop het nu vooral wordt ingevuld is ze erg kritisch. "De meeste scholen geven heel kort instructie en laten het dan aan de kinderen over, omdat het kind zelf moet ontdekken. Het idee dat wij instructie geven is voor heel veel mensen ouderwets, maar kinderen vinden het juist heel fijn als zij samen met de leerkracht aan het oefenen zijn. En dat gebeurt op veel plekken niet."
Leren van basisvaardigheden
Ook directrice Eva Naaijkens van de Alan Turingschool ziet een belangrijke rol voor instructie en wil de invulling hiervan vooral vrij laten. Een sterke nadruk op het aanleren van basisvaardigheden geeft leerlingen dan de mogelijkheid om zelf aan de slag te gaan. Maar wel op maat.
"Wat we anders doen is dat we in de ochtend heel gericht werken aan de basisvaardigheden. De leraar geeft tijdens de les uitleg en controleert of die uitleg goed geland is bij de leerling. Daarna kan de leerling pas zelf aan de slag. Maar als de leraar ziet: hé, jij hebt meer begeleiding en oefening nodig, dan ga ik je nog wat langer aan de hand nemen. We laten de leerling pas los totdat we denken dat het kan."
Vak terug aan de leraar
De leraar is voor Naaijkens het centrale punt van het onderwijs: "Ik weet dat het misschien een beetje gek klinkt, omdat wij natuurlijk ook geven om de leerlingen, maar wij geloven erin dat wanneer een leraar zijn vak heel goed verstaat en in staat is om goede instructies te geven, dat de leerlingen in de klas daar enorm van profiteren."
"Ik weet niet of dat op andere scholen niet gebeurt, maar ik merk dat het voor ons een heel krachtig mechanisme is en ook goede resultaten geeft. Wij zeggen: 'Geef die leraar het vak weer terug'."
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.