Op 29 oktober gaan we weer naar de stembus voor de Tweede Kamerverkiezingen. Maar voor het zover is, moet er veel worden geregeld. Dat kost niet alleen tijd, maar ook geld: 104.960.512 euro om precies te zijn. Gemiddeld zo'n 7,79 euro per stemgerechtigde Nederlander. Dat werd berekend door de VNG op basis van een onderzoek in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Daarvoor werden de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 en de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2024 gebruikt. Maar waar gaat al dat geld naartoe?
1. Voorbereiding en uitvoering
Waar het voor ons als stemmer een kwestie is van goed onderzoeken op welke partij en persoon we willen stemmen, de weg naar het stembureau vinden, het stembiljet open zien te vouwen, het juiste bolletje inkleuren en het biljet in de stembus gooien, komt er aan de kant van de gemeenten veel meer bij kijken. Daarom wordt nu al van alles in gang gezet voor de verkiezingen in oktober.
Denk daarbij aan het regelen van stemlocaties, het voorlichten en naar de stembus krijgen van burgers, het werven van vrijwilligers en het werk van gemeenteambtenaren tijdens de stem- en teldagen. Dat zijn allemaal arbeidsuren die horen bij het voorbereiden en uitvoeren van de verkiezingen. Ze vormen volgens de VNG de grootste kostenpost, met 38 procent van de kosten: zo'n 39,8 miljoen euro. Dat is 2,96 euro per kiesgerechtigde.
2. Van basisschool tot woonkamer: stembureaus
Heb je besloten hoe je gaat stemmen, dan is de tweede keuze op welk stembureau je die stem uit gaat brengen. Per verkiezing zijn er zo'n 9.000 stembureaus actief in Nederland, volgens de Kiesraad. Die worden in elke gemeente gekozen door het college van burgemeester en wethouders. Van tevoren worden lijsten van deze locaties gestuurd naar alle kiesgerechtigden in de gemeente, zodat ze precies weten waar ze hun stem uit kunnen brengen.
Maar het opzetten van zo'n stembureau is niet altijd gratis. Het huren van de locaties, het inrichten en weer afbreken van het stembureau, en het opslaan van de benodigdheden kosten samen 22 procent van die 105 miljoen. Dat is dus 23 miljoen euro, 1,70 euro per kiesgerechtigde.
3. Tellers, stembureauleden en voorzitters: vergoeding voor vrijwilligers
Van het controleren van ID-kaarten tot het uitdelen van het stembiljet, en aan het eind van de dag het tellen van de stemmen: op verkiezingsdagen wordt een groot gedeelte van de werkzaamheden gedaan door vrijwilligers. Maar dat gebeurt niet zonder vergoeding.
Per gemeente en taak verschilt het hoeveel je hiervoor krijgt. Zo kan de voorzitter van een stembureau een groter extraatje verwachten dan een algemeen stembureaulid, en als je alleen aansluit bij het tellen van de stemmen, kan dit weer iets lager liggen. Iedereen van 18 jaar of ouder kan zich aanmelden om te werken op het stembureau. Dat bestaat over het algemeen uit drie leden en een voorzitter. Uiteindelijk kost dit de gemeentes gemiddeld 16 procent van het budget. Dat is 17,8 miljoen euro, 1,36 euro per kiesgerechtigde.
4. Stempas op de post
Dan heb je nog de stempassen, stemlijsten en andere documenten die de gemeenten vooraf op moeten sturen naar kiesgerechtigden. Voordat die eenmaal op de deurmat liggen, moeten ze eerst gedrukt en verzonden worden.
Het verschilt per gemeente en per verkiezing hoeveel geld hiernaartoe gaat, maar gemiddeld kost het zo'n 16,7 miljoen euro. Dat is 1,21 euro per kiesgerechtigde Nederlander.
5. Opleiden vrijwilligers en ICT
Dan zijn er nog onderdelen die wel geld kosten, maar niet heel veel. Denk aan ICT-middelen als een stembureau-app en laptops of tablets die op de kiesdagen gebruikt worden. Hierbij ligt het eraan of de gemeente deze hardware zelf al in huis heeft. Zo niet, dan kan het worden gehuurd, en dat brengt kosten met zich mee. Gemiddeld kost dit 0,34 euro per kiesgerechtigde.
Tot slot: mensen die helpen op een stembureau, doen dat niet zonder voorbereiding. Ze moeten - vaak via e-learning - eerst een cursus voltooien. Hierin leren ze waar ze op moeten letten, bijvoorbeeld bij het controleren van ID-kaarten of de stempassen. Heel veel kost dit niet om te regelen, zo'n 0,27 euro per kiesgerechtigde. Bij elkaar kost het opleiden van vrijwilligers en het gebruik van ICT-middelen nog zo'n 7,3 miljoen.
Verschil met andere jaren
Het onderzoek dat de VNG deed naar de kosten van verkiezingen werd ook in 2014 gedaan, maar toen lagen de gemiddelde kosten nog een stuk lager: 3,33 euro per kiesgerechtigde. De kosten zijn sindsdien met 134 procent gestegen. Volgens de VNG is een deel van die toename te verklaren door de inflatie, maar heeft het ook te maken met andere factoren.
Zo kost het tellen van de stemmen en het werven van vrijwilligers meer tijd dan vroeger. Daarnaast kiezen steeds meer gemeenten (55 procent) voor centraal tellen (CSO), volgens de Kiesraad. Dat houdt in dat op de verkiezingsavond alleen het aantal stemmen op de partijen wordt geteld, en dat het tellen van de stemmen op specifieke kandidaten pas de volgende dag gebeurt. Dit kost extra tijd en geld. Bovendien heeft het meest recente onderzoek een completer beeld van het totale kostenplaatje dan tien jaar geleden.