Een huis met een oppervlakte van 25 vierkante meter en een hoogte van 4 meter? Dat noem je een 'tiny house'. Voor de gemiddelde Nederlander, die groter wil wonen, klinkt dat als een nachtmerrie. Maar Parel (41) en Erik (42) willen niets anders.
Het is alweer 4 jaar geleden dat het stel samen met hun twee kinderen Lennie (10) en Wik (11) hun ruime koopwoning in de Rotterdamse vinexwijk Nesselande gedag zei en inruilde voor een tiny house. "Wonen in een wijk was heel fijn. Maar als we dan in Frankrijk met onze tent op vakantie waren, zagen we al het groen en merkten we dat het lukte om als gezin minimalistisch te leven. Het ging allemaal prima", vertelt Erik.
Dromen van een tiny house
'Waarom zouden we ook niet zo gaan wonen?', vroeg het stel zich elke keer na thuiskomst van een vakantie af. Ze realiseerden zich dat ze met een tiny house minder woonlasten zouden hebben én op een mooie plek met veel groen konden gaan wonen.
"Ik vond het ook wel tof om een keer mijn eigen huis te bouwen", zegt Erik. "En toen kwam 5 jaar geleden een beetje de tiny house-beweging op gang in Nederland en besloten we om dit echt te gaan doen."
Weinig plek, veel behoefte
Maar wonen in een tiny house is zo makkelijk nog niet. Vooral het vinden van een stuk grond waarop de kleine en vrijstaande woning - met toestemming van de gemeente - mag staan, kan een opgave zijn. De droom die Erik en Parel hadden, kwam dus niet gelijk in vervulling.
Ook zij moesten, net als veel andere liefhebbers van een tiny house, wachten op een plekje. "Er is minder plek dan dat er mensen zijn die dit willen", legt Erik uit terwijl hij tussen de struiken en bloemen loopt op het erf van de tiny house community De Kleine Burg in Rotterdam.
De Kleine Burg
De community, ofwel het dorpje, waar het gezin nu woont is een initiatief van de gemeente. Sinds 2021 stellen zij deze grond beschikbaar voor een tijdelijk woonproject van 10 jaar voor minimaal vijf en maximaal vijftien huisjes gebouwd door bewoners, maar wel met een aantal richtlijnen. Verschillende groepen konden zich samen inschrijven om mee te doen aan het project.
Nog voor de aankondiging van De Kleine Burg hadden Erik en Parel al voorbereidingen getroffen. Ze hadden zelfs al hun eigen groep met mensen opgebouwd die ze tegenkwamen op verjaardagsfeesten of via appgroepen die allemaal hetzelfde wilden: wonen in een tiny house.
Voorbereiden op de toekomst
"Eigenlijk waren we al een gemeenschap in wording", leggen ze uit. Ook werden er al vergaderingen gehouden, zonder dat er sprake was van een staplaats. "Om te kijken hoe we gemeenten in onze omgeving konden benaderen, wat we belangrijk vonden en wat voor gemeenschap we dan zouden willen zijn", gaat Parel verder. "Sommigen waren zelfs al begonnen met het bouwen van hun huis."
Deze voorbereidingen bleken een goede zet. "Want toen de gemeenten die aanbesteding uitschreef, waren wij de enige die al een groep waren. Anderen melden zich later ook aan, maar wij dachten dat we echt een goede kans maakten. We hadden al zoveel met elkaar besproken, informatie verzameld en we kenden elkaar al goed."
Bouwen in een aardappelloods
Die zelfverzekerdheid betaalde zich uiteindelijk uit. Na een aantal rondes en het schrijven van twee gedetailleerde plannen van aanpak werd het stuk grond toegekend aan de groep waar Erik en Parel deel van uitmaakten. Het bouwen van hun huisje kon beginnen.
"We hebben eerst in een loods van een boer gebouwd. Dat was in 2020, tijdens de pandemie", vertelt Erik. Hij zegde zijn baan op zodat hij zich helemaal kon storten op de bouw. "Ik ging elke dag op de fiets naar de loods om te bouwen." Na vijf maanden was het nog niet af, maar ze moesten wel al weg uit de loods. "De boer zei: 'in september moeten de aardappels erin, dus dan moet jij eruit'."
'Van groot, naar heel klein, naar weer iets groter'
In de tussentijd woonde de familie van vier met hun caravan op de camping. En de bouw ging verder, nu in Dordrecht. "Vanuit die caravan gingen we hier naartoe", vertelt Erik. "De overgang van het huis naar de caravan was uiteindelijk het grootst", zegt hij. Het tijdelijke onderkomen was nog kleiner dan hun tiny house nu.
Ze omschrijven de verhuizing als 'van groot, naar heel klein, naar weer iets groter'. Hun huidige woning heeft alles wat een gezin nodig heeft: een keuken, woonkamer, drie slaapkamers, badkamer én een schuur. "We hebben ook de veranda en de buitenruimte die heel groot is, dus het voelt ook niet klein."
Drinkwater
Behalve klein is het huis van Erik en Parel - samen met de tien andere huisjes die op het terrein staan - ook grotendeels zelfvoorzienend. Stroom vangen ze in de zomer met zonnepanelen en in de wintermaanden via hun twee gezamenlijke elektrische auto's. Deze laden op in de buurt, en de energie wordt via batterijen weer teruggeleverd aan de huisjes. "Het is een beetje smokkelen", grapt Parel. "Maar in Nederland red je het niet met zonne-energie."
Ook het water wordt geregeld door de bewoners. "We vangen regenwater op via het dak, dat gaat dan via de dakgoot in de regenpijp naar twee grote watertanks die hieronder liggen. Dat is in totaal 6.000 liter", legt Parel uit. "Het water wordt uiteindelijk gefilterd tot drinkwater. We vinden het heel lekker, het is zacht en zoet." Maar de tanks beginnen langzamerhand, door de droogte van de afgelopen weken, leeg te raken. "We moeten er nu ook wel zuinig mee doen."
'Fijner om alleen te zijn'
Toch komen er bij de droomwoning van Erik en Parel ook nadelen kijken. Zo deelden Lennie en Wik de eerste paar jaar een kamer. Dat was niet altijd even leuk, vertellen de twee kinderen. Ze zijn blij dat ze dankzij een kleine aanpassing in het bouwplan nu wél een eigen kamer hebben.
"Het is gewoon fijner om alleen te zijn", vertelt Lennie, terwijl haar broer knikt. "Want soms hebben we dat we boos zijn op elkaar. En dan wilde ik ook op de kamer, maar dat kon niet, want dan gingen we elkaar zitten uitdagen. En nu kan ik gewoon de deur achter me dichtslaan."
Nog niet klaar
Dat 'probleempje' is nu opgelost, maar dan is er nog een andere: er wonen, naast twee kleine baby's, geen andere kinderen van hun leeftijd op het terrein. "Dat hebben we echt onderschat", bedenkt Erik zich. "Maar goed, gelukkig hebben ze dezelfde leeftijd, dus dan kunnen ze met elkaar spelen."
Verder kan Erik zich ook nog wel eens ergeren aan wat er nog moet gebeuren aan het huis. Het is nog niet helemaal af, en op sommige plekken al toe aan onderhoud. "Ik heb er ook mijn werk van gemaakt, het bouwen van huisjes, dus daardoor weet ik ook wel wat nog beter en anders kan."
'Geen reden om terug te gaan'
Voor Parel is juist de modder op het terrein een van de grootste uitdagingen. "In een woonwijk is alles betegeld en heb je daar geen last van. Maar hier is het heel moeilijk om in de herfst zonder vlekken op je broek naar het hek te lopen. Dan kom je aan op kantoor, en wil je niet tot je knieën onder de modder zitten. Dus dat noemen we vaak wel als de grootste 'uitdaging'."
"Maar verder vind ik dat wij het als community echt heel goed doen. We werken heel goed samen, daar hebben we ook geluk mee." En wat ze gaan doen wanneer het project in Rotterdam afloopt? "Op zoek naar een nieuwe plek. We hebben nu geen reden om terug te gaan naar een groter huis", zegt Parel.
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.