Twee derde is voorstander van de komst van een nationaal museum over het slavernijverleden. Dat blijkt uit onderzoek van EenVandaag onder 30.000 mensen. Er is behoefte aan meer informatie, maar het mag geen eenzijdig beeld worden.
Deze week sloot de slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum. Het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden adviseert nu om een permanent Nederlands slavernijmuseum op te richten. Deze commissie deed aanbevelingen in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken over hoe om te gaan met het slavernijverleden.
Museum goed voor kennis en bewustwording
Twee derde van alle ondervraagden (67 procent) is voor de oprichting van zo'n slavernijmuseum. Onder de ruim 800 deelnemers met een Surinaamse of Antilliaanse migratieachtergrond ligt dat nog hoger: 91 procent.
Volgens voorstanders is een museum een goede plek om aan een breed publiek te laten zien wat er in het verleden is gebeurd. Ze vinden het een goed idee om al die kennis op één centrale plek toegankelijk te maken. Veel deelnemers zeggen dat ze nu relatief weinig over het Nederlandse slavernijverleden weten.
Meer begrip
Ook zou een museum kunnen bijdragen aan meer begrip voor elkaar in het heden. Een panellid schrijft daarover: "Je kunt het verleden niet goedmaken, maar je kunt je er wel bewust van worden. Ik denk dat we dan meer meer respect krijgen voor mensen met een andere huidskleur."
Iemand met een Surinaamse achtergrond noemt het een prima voorstel: "Het wordt tijd dat mensen gaan begrijpen hoe het is om een zwart mens te zijn en waar dat vandaan komt."
Geen eenzijdig verhaal
Wel plaatsen veel deelnemers een kritische kanttekening. Ze vinden het belangrijk dat er in een toekomstig slavernijmuseum geen eenzijdig beeld gepresenteerd wordt. "Het is een goed idee, maar ik ben bang dat het verhaal van de slavernij maar van één kant belicht gaat worden. Dat alle schuld bij witte Europeanen gelegd gaat worden, terwijl die het natuurlijk niet alleen gedaan hebben", zegt een deelnemer uit het onderzoek.
Ze pleiten er daarom voor om slavernij in de context van het verleden te plaatsen en iedereen die daaraan mee heeft gewerkt te benoemen. Dus ook Afrikaanse stammen die mensen tot slaaf maakten en inheemse handelaren die ze verkochten. Ook vinden ze dat er aandacht moet zijn voor slavernij in de hele geschiedenis. Net als voor moderne slavernij, zoals kinderarbeid in kledingfabrieken in derdewereldlanden.
'Liever in het Tropenmuseum'
Een op de vijf (21 procent) ziet de komst van een slavernijmuseum niet zitten. Deze groep maakt zich extra zorgen om een mogelijk eenzijdige benadering. Ook vinden ze het niet nodig om een apart museum aan slavernij te wijden. "Breng het maar onder in het Tropenmuseum of het Rijksmuseum. Dat kost ook een stuk minder," zegt een tegenstander daarover.
Anderen vinden dat je een slavernijmuseum beter in Suriname of de voormalige Nederlandse Antillen kunt neerzetten, omdat daar meer mensen zijn met een familieverleden in de slavernij.
Meer aandacht in onderwijs, twijfel over herdenkingsjaar
In het onderzoek werden ook andere mogelijkheden voorgelegd om aandacht te geven aan het slavernijverleden. De meerderheid (68 procent) vindt het een goede zaak om op scholen meer lessen over slavernij te geven. Ook hier benadrukken veel mensen dat het geen eenzijdig verhaal moet worden.
Over een speciaal herdenkingsjaar voor het slavernijverleden, zoals in 2023 het plan is, zijn de ondervraagden verdeeld. 45 procent vindt dit een goed idee, maar van een derde (34 procent) hoeft dit niet. Deelnemers van Surinaamse of Antilliaanse afkomst zijn in ruime meerderheid voor extra aandacht op school (90 procent) en een herdenkingsjaar (80 procent).
Voor het maken van landelijke excuses voor het leed dat de tot slaaf gemaakten is aangedaan is geen meerderheid. Wel neemt het draagvlak voor excuses iets toe.
Over het onderzoek
Het onderzoek is gehouden van 20 juli tot en met 20 augustus 2021. Aan het onderzoek deden 30.352 deelnemers mee.
Onder de deelnemers zijn 862 mensen met een Surinaamse of Antilliaanse migratieachtergrond. Hun uitslagen zijn niet representatief voor alle mensen met een vergelijkbare achtergrond in Nederland, maar geven wel een indruk van hoe er in deze groep naar de kwestie wordt gekeken.
De vragenlijst is verspreid onder de leden van het EenVandaag Opiniepanel. Ook is een open link verspreid via netwerken, organisaties, stichtingen en sociale mediagroepen waar mensen met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond zich begeven, zoals Stichting MCNW, Stichting Ocan, Vereniging Antilliaans Netwerk en Stichting VNS.
Het gehele onderzoek is na weging representatief voor zes variabelen, namelijk: leeftijd, geslacht, opleiding, burgerlijke staat, spreiding over het land en politieke voorkeur gemeten naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Het EenVandaag Opiniepanel bestaat uit 70.000 leden.
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.