Bestrijdingsmiddelen in fruit en wijn, er is volgens supermarkten niet zoveel aan de hand: de hoeveelheid zat toch onder de wettelijke normering? Alleen houdt die normering geen rekening met de optelsom van giftige middelen die al in het milieu voorkomen.
Uit onderzoek van EenVandaag is gebleken dat op diverse fruitsoorten en in rode wijn bestrijdingsmiddelen zaten. Wat je daar ook van mag vinden, de hoeveelheden vallen allemaal binnen de wettelijke norm, zo reageerden de supermarkten en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA). Maar klopt deze normering wel? Verschillende deskundigen vragen zich dit af, omdat geen rekening wordt gehouden met de vele stoffen die we dagelijks binnenkrijgen en die overal voorkomen in onze leefomgeving.
Hele leven blootstelling
"Dat iets binnen de toelaatbare norm is, zegt mij niet zoveel", zegt neuroloog Bas Bloem van het Radboud UMC. Hij is gespecialiseerd in Parkinsononderzoek. "In de eerste plaats is die norm bepaald op incompleet onderzoek bij muizen. Nooit is gericht gekeken naar giftigheid in het brein in die gebieden die betrokken zijn bij Parkinson."
"Het tweede is dat één mandarijntje misschien toelaatbaar kan zijn, maar de realiteit is dat je je hele leven lang mandarijnen eet, glaasjes wijn drinkt en meloenen eet. Dus opgeteld kan die blootstelling wel degelijk giftig zijn en tot Parkinson leiden."
'Niet de wereld van Adam en Eva'
Professor milieu-ecologie Annemarie van Wezel is kritisch op het huidige toelatingsbeleid voor nieuwe bestrijdingsmiddelen. "Wat we eigenlijk doen bij toelating, is ervan uitgaan dat het middel in de wereld van Adam en Eva terechtkomt, dus in een helemaal schoon milieu", legt ze uit.
"We houden er geen rekening mee dat datzelfde stofje bij een andere teelt in het naastgelegen perceel gebruikt kan worden." Daarnaast zijn er volgens haar ook andere middelen waarin dezelfde stoffen voorkomen, waardoor we eraan blootgesteld kunnen worden. Zo kan een chemische stof bijvoorbeeld ook in een geneesmiddel zitten en op die manier in het milieu belanden.
Te weinig aandacht voor risico's
Dat juist Van Wezel dit zegt is opvallend, omdat ze zelf lid is van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Het Ctgb beoordeelt of middelen op de Nederlandse markt mogen worden toegelaten. Ze benadrukt dat ze niet namens het Ctgb spreekt als ze de normen ter discussie stelt.
Dat er weinig rekening mee wordt gehouden dat ook andere middelen in ons lichaam of het milieu terechtkomen, zorgt voor risico's, zegt ze. Er wordt volgens haar bij de beoordeling van nieuwe stoffen wel rekening gehouden met onzekere negatieve gevolgen. In het verleden is dat alleen niet altijd voldoende gebleken. Ze pleit er dan ook voor meer naar de gezamenlijke effecten te kijken bij het testen van nieuwe middelen.
Onderzoek naar effecten van combinatie stoffen
Wat de mix van de vele middelen met ons en het milieu doen, is nog maar nauwelijks bekend. De NVWA werkt samen met het RIVM aan de ontwikkeling van een methode om het 'cocktaileffect' van bestrijdingsmiddelen te meten. De Europese voedsel- en warenautoriteit EFSA heeft vrij recent ook een actieplan hiervoor gepresenteerd, maar specifiek onderzoek ontbreekt.
Met veel belangstelling wordt daarom uitgekeken naar onderzoek dat op de universiteiten in Wageningen en Nijmegen wordt gedaan. Bij dit zogenoemde SPRINT-onderzoek kijken onderzoekers naar de effecten van de combinatie van stoffen. "Het is moeilijk om het gedrag van mengsels te voorspellen. Je moet testen wat die mengels doen en dat is waar we bij SPRINT beter naar gaan kijken", vertelt Paul Scheepers, toxicoloog van de Radboud UMC.
Gevolgen voor onze spijsvertering
Daarbij kijkt Scheepers naar de effecten op de grote hoeveelheden bacteriën die in ons spijsverteringsstelsel zitten, het zogenoemde microbioom. Die bacteriën zijn nodig om onze buik gezond te houden.
"We gaan kijken of we verbanden zien met blootstelling", legt hij uit. "Het is al bekend uit laboratoriumtesten dat het microbioom kan veranderen door blootstelling aan bestrijdingsmiddelen. Alleen of die veranderingen zich ook vertalen in een gezondheidsprobleem, dat weten we niet."
Gebruik van veel meer bestrijdingsmiddelen
In Wageningen is hoogleraar Violette Geissen leider van het SPRINT-onderzoek. Zij kijkt naar de effecten voor het milieu en specifiek naar wat de verschillende middelen samen voor gevolgen hebben voor water, planten en dieren. "Door het groeiseizoen heen, krijg je een bepaalde cocktail van bestrijdingsmiddelen in je grond. Het kan in het oppervlaktewater stromen en door die bodem zakken."
Doordat heel veel wordt gespoten, bijvoorbeeld met de onkruidverdelger glyfosaat, kan het zijn dat de voor de bodem en planten goede stoffen verdwijnen. En in de tussentijd krijgen slechte stoffen zoals schimmels de overhand, legt ze uit. Dit leidt volgens Geissen tot een vicieuze cirkel, waarbij steeds meer gebruikt moet worden om de oprukkende slechte stoffen in de bodem aan te pakken. "Wij zien dat boeren veel meer schimmelbestrijdingsmiddelen toepassen, omdat er meer ziekmakende schimmels komen."
'Boer zit klem'
Wat Geissen betreft moeten boeren steun krijgen om anders te kunnen produceren."Het eten zijn wij. We verspillen 30 procent van ons voedsel. Dat wordt door supermarkten en in de huishoudens weggegooid. Wij produceren goedkoop eten dat we dan in de prullenbak gooien. De boer zit daardoor klem, omdat de prijzen zo laag zijn."
Dat kan en moet volgens haar anders. "We werken hier met boeren samen en we zien ook ontzettend succesvolle boerderijen. Dat zal leiden tot mogelijk lagere opbrengsten en mogelijk mindere kwaliteit van die producten. Wat het betekent voor die boeren en hun gezinnen, is een belangrijk onderdeel van ons onderzoek."
Gifvrij milieu
Ook de Amsterdamse professor Van Wezel pleit ervoor dat er veel kritischer wordt gekeken of bepaalde stoffen wel nodig zijn in relatie tot de giftige eigenschappen. "Dat gebeurt nu eigenlijk niet. Dus wij kijken nu eigenlijk niet naar hoe maatschappelijk wenselijk dit gebruik is en wat voor alternatieven er zijn."
Het is volgens haar mogelijk om veel minder gif te gebruiken. "We moeten er natuurlijk voor zorgen dat we zoveel mogelijk in een gifvrij milieu kunnen leven, maar dat het milieu op dit moment niet gifvrij is, hangt natuurlijk ook veel samen met de keuzes die we met z'n allen maken. Het is daarom belangrijk om te kijken naar minder giftige stoffen en nieuwe technieken."
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.