Voor diegenen die spannende tennisfinales verwachtte op de zaterdag en zondag in New York, moet het weekend op een flinke deceptie zijn uitgedraaid. De US Open levert meestal, zeker bij de mannen, epische gevechten op die langs de afgrond van het menselijk vermogen gaan en die hun weg naar de geschiedenisboeken moeiteloos weten te vinden.
Nou zaten er aan beide finales wel 'verhalen' vast, maar die waren toch vrij dun, maar wel zeer menselijk qua inhoud.
Dat de prachtig beheerst spelende Sloane Stevens in juli jl. nog nauwelijks kon lopen en op de 957e plaats van de WTA-ranglijst stond was de basis voor een sprookje.
Haar finalewedstrijd tegen landgenote Madison Keys duurde 61 minuten. Dat was meestal de tijd dat de Duitse Graf in een nabij verleden met zwakkere tegenstandsters afrekende. Nog net lang genoeg gespeeld om te moeten douchen, zeiden we er toen bij.
Stevens won (6-3 en 6-0) en was enorm blij, maar reageerde prachtig beheerst tegenover haar tegenstandster. Een lange knuffel en ongetwijfeld aardige woorden voor Keys waren pregnanter in beeld dan haar ongetwijfeld grote vreugde, maar om haar volkomen 'leeg' en verward spelende opponente niet te veel te raken, bleef Stevens indrukwekkend rustig en waardig en dat sierde haar zeer.
Natuurlijk zijn finales waarbij de slotset in 6-0 eindigt, niet van hoge kwaliteit. Keys leek geweldig in de war dat ze finaliste was en maakte van haar wedstrijd een soort ratatouille; veel zaken husselde ze door elkaar, maar nergens was lijn of smaak in te krijgen.
Stevens bleef keurig in haar zone spelen, maakte nauwelijks fouten en was de laagst geplaatste speelster sinds Kim Clijsters die de titel won. Clijsters kwam ooit terug na moederschap, Stevens na een mega-blessure.
Het bewijs lag er voor de stelling dat sprookjes bestaan en dat “terugkomen” op een zeer hoog niveau mogelijk is bij de juiste mind-set.
Dat laatste, gevoegd bij haar werkelijk indrukwekkende waardigheid waarmee Stevens speelde en aanwezig was, bleek niet voldoende voor het verwende New Yorkse publiek om enthousiast te kunnen worden, hoewel er toch twee Amerikaanse speelsters tegenover elkaar stonden.
Ook verwende lieden kunnen onderscheid maken van wat goed of minder goed is.
Dit was een minder goede finale met een prachtig jonge vrouw als ingetogen winnares.
Dik applaus voor Sloane Stevens.
De mannenfinale van zondagavond (bij ons) laat, was een regelrechte tegenvaller en dat was o zo voorspelbaar. Helemaal niemand in het profcircuit kon de laatste twee weken tegen Rafa Nadal opboksen.
Door een wat onevenwichtige indeling was een helft van de speelkaart sterk en de ander wat zwakker gevuld en bij de laatste kon je sprietje trekken wie finalist zou worden. Het werd de bleke, slungelige Zuid-Afrikaan Kevin Anderson die niet bij velen op de radar zal zijn geweest in zijn loopbaan.
Een typische speler die tot de derde ronde van welk toernooi ook komt in bijna naamloze partijen op bijbanen gespeeld. Een man met een harde service, maar daarvan weet je dat het een leuk wapen is voor soms wat applaus, maar die tegen Nadal tot geen enkel succes kan leiden.
Zo ook zondag. Anderson, zichtbaar nerveus en voortdurend zijn mond afvegend, had he-le-maal niets in te brengen tegen de bijna overgeconcentreerde Nadal die, altijd op oorlogspad, geen spaan heel liet van zijn opponent en hem, o zo clichématig, na afloop complimenteerde met zijn toernooi. Nadal zei er maar niet bij dat hij in de finale op wat meer tegenstand had gerekend en hield het bij de bekende bedankjes aan sponsoren en organisatie, het “geweldige” publiek en zijn fijne “box” met allemaal Spaanse mensen die hem zo enorm gesteund hadden. In dit soort zaken is Rafa ook altijd hetzelfde; nooit kleurt hij eventjes buiten de lijntjes en dat is jammer.
Ja, het was werkelijk “gaap, gaap” en je hoopte dat hij, de man van de vele gewoontegebaartjes en handelingen, voor heel even uit zijn cocon kon komen.
Neen dus.
Begrijp me goed, hij speelde voorbeeldig. Sterk, snel, intelligent en gedreven en dat maakte de partij tot zo’n “scheefhanger”.
Anderson sloeg dan weliswaar 10 aces, maar dat betekende helemaal niets in het eenrichtingsverkeer van deze finale. Hij mepte misschien wel vier keer zoveel ballen over de lijnen.
Van Nadal kennen we allen zijn gebaartjes voordat hij gaat serveren. Alles in rij, alles ingestudeerd, alles hetzelfde: broekje goed, plukken aan slaap, haar, schouders, steeds weer, steeds hetzelfde ritme. Net zoals zijn drinkbusjes precies naast elkaar dienen te staan…zijn tas is ingepakt…alles.
Daar kwam in deze partij nog een serie dwangmatige acties bij: het afdrogen na een slagenwisseling. Ook die acties waren keer op keer hetzelfde qua uitvoering.
Hij, Nadal, had wel twee handdoeken tot zijn beschikking (slim en professioneel), maar als je als liefhebber op alleen maar zulke zaken gaat zitten letten, dan weet je dat er aan het complete plaatje van de finale veel mis is.
Als bijzaken gaan meespelen, is de hoofdzaak te beperkt en dat was ook zo.
Met verbazing heb ik naar Anderson gekeken die niets anders kon doen dan hard slaan en veel missen. Andere wapens had hij helaas niet. Hij zei na afloop tegen een “pretty good” tegenstander gespeeld te hebben: een understatement en dat bedoelde hij waarschijnlijk ook zo. Op zijn lange benen liep hij als een gewonde grutto door een natte weide, op zoek naar punten. Maar goed dat het hier vroeger Flushing Meadow heette; een stuk boerenland van een Zeeuwse boer uit Vlissingen.
Zoals kenner Mats Wilander na afloop zei:” Niemand kon Nadal kloppen in dit toernooi.” Zelfs zijn nabeschouwing was ultrakort en snel gepasseerd: over een compleet oninteressante eenrichtingspartij viel inderdaad heel weinig te zeggen: Anderson was niet goed genoeg, Nadal speelde op zijn niveau en ontspande zich pas toen hij, bij zijn bedankspeech, in het Spaans een enorm vriendelijke en spontane riedel weggaf, die de niet Spaans-sprekenden zullen hebben ervaren als een lief bedankje.
Nadal was 3.7 miljoen rijker, maar je kon hem afzien dat hij daar niet een seconde aan dacht.
Inslapen na beide partijen ging dit weekend niet makkelijk.
Er bleven nog zoveel vragen hangen…
En voor de goede, oplettende kijkers nog dit; in de volgorde van zaken die gedaan moeten worden (al die aanrakingen en tutteldingetje) bij Nadal was er eentje op regelmatige wijze bijgekomen.
Het feit dat hij de serie altijd begint door zijn onderbroekje uit de bilnaad te halen is bekend, nu verlegde hij op zondagavond de piem op duidelijke en keurig regelmatige wijze. Een snel handgebaar; ding naar boven, broekje nog even aanraken, zijn zakie dus even de ruimte geven…
Op zulke dingen ga je dus zitten letten.
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.