tv LIVE
meer NPO start

Mart Smeets: Hamar en oranje

Mart Smeets: Hamar en oranje

Soms is het me een raadsel dat volwassen mannen uitgedost in de meest idiote, veelal oranje prullaria in een schaatsstadion gaan staan en de gehele sportdag doorbrengen met een strijdlied dat “Heya Heya” benadert.

Ik kan ook vol bewondering tegenover een landgenoot zitten die op een oranje mutsje door een ijverig familielid de strofe “Geen kopzorgen maar hoofdzaken” heeft laten borduren en die dan naast een andere vaderlander zit die een halve schaats heeft uitgezaagd en die dat ding als pet draagt, terwijl hij de wereld aankijkt met iets van “jullie zien me toch wel”.

Om nog maar te zwijgen van een damesgezelschap van vroeg veertigers die in nauwelijks te beschrijven oranje wikkelrokken, lelijke oranje pruiken en oranje gekleurde neusjes hun bijna hilarisch aandoende liefde voor Sven Kramer betuigen.

Ik was dus in Hamar. In Noorwegen. Daar waar de WK langebaan plaatsvond en waar ik een soort van misschien wel te vroeg afscheid van baan, sport en sportmensen wilde nemen.

Dat zit zo. In de jaren zeventig van de vorige eeuw werd ik door de NOS op reis gestuurd om schaatsen in beeld te brengen en er soms iets zinnigs bij te zeggen. Geloof me of niet, maar ik vond dat heel vaak leuk.

Goed schaatsen is een moeilijke sport en ik had het geluk in bijna 45 jaar een aantal klassieke kopstukken van de sport mee te mogen maken: Ard Schenk, Fred Anton Maier, Eric Heiden, Tomas Gustafson, Johan Koss en Sven Kramer bij de mannen en Atje Keulen-Deelstra, Stien Baas Kaiser, Karin Enke, Yvonne van Gennip, Gunda Niemann en Ireen Wüst bij de vrouwen.

Schaatsen heet een wereldsport in Nederland te zijn. Kritische volgers verdoemen de sport van nu vanwege de overdosis aan competities, de lengte van televisie-uitzendingen en het gebrek aan internationale tegenstand tegen de overmacht van de oranje armada.

Van dat laatste hoeven de kinderen van Dietschen bloed zich niets aan te trekken; zij doen voor hun plezier en sommigen ook als goed betaald professional aan een moeilijke sport, technisch vooral en een bezigheid die een enorme trainingsarbeid vraagt en de gezamenlijke buitenlanden moeten maar gaan investeren en zien beter te worden.

Is dat overwicht van oranje er altijd geweest?

O neen, bij lange na niet. Op de befaamde Jaap Eden (WK in 1893/95/96) en Koen de koning (1905) na, moest ons land tot 1961 wachten tot Henk van der Grift heel even de beste van de wereld was. Dat is een droogte van een halve eeuw.

Terwijl wij Bataven toch allen met schaatsen aan geboren werden en worden, nietwaar?

Vanaf 1966 tot en met afgelopen weekend zijn er 32 Nederlandse kampioenen geweest in een tijdspannen van 51 jaar. Dat begint al flink naar overheersing te hellen, denk ik.

Dit is een interessante huiskamervraag: wie was de laatste niet-Nederlandse wereldkampioen allround schaatsen?

Terwijl U nadenkt, slaan we even de pagina vrouwenschaatsen open.

Om volkomen idiote redenen (vrouwen hoorden zich niet fysiek uit te putten in wedstrijden op de schaats) werd het eerste WK voor vrouwen pas in 1933 voor het eerst georganiseerd.

De eerste Nederlandse wereldkampioene, Stien Baas, dateert uit 1967. Na een lange Russische overheersing kwamen de eerste Nederlandse vrouwentitels pas. Er staan veertien titels op Nederlandse naam. Veertien van de 78 kampioenschappen…uhhh, niet echt een door oranje ingekleurd pallet. Toch.

Feit is dat in de huidige schaatstop, mondiaal gezien, er een schaarste in niet-Nederlandse toppers bestaat. Oranje voert de boventoon met ploegen, gesponsorde teams, ijsbanen in het land, televisie-uitzendingen en schijnbaar enthousiasme.

Waar Kenia zich voorstaat het thuisland van afstandlopers te zijn, Japan de bakermat van judo is, Canada gek is van ijshockey en België het moederland van de cyclecross is, claimen wij (zeker tegenwoordig) de leidende natie in de schaatssport te zijn.

Even wat kretologie:

*nergens anders in de wereld wordt schaatsen zo uitgebreid in de vaderlandse pers behandeld

* Nergens anders ter wereld reizen fans hun sporters na bij buitenlandse toernooien

* nergens anders ter wereld interesseert het grote sportpubliek zich voor hardrijden op de schaats en dan wel zeer specifiek: het allrounden in de klassieke vorm; vier afstanden in een weekend. 

Een simpele geschiedenisles leert dat Noorwegen in de eerste tachtig jaar van de vorige eeuw verreweg de meest vooraanstaande schaatsnatie ter wereld is geweest.

Schaatsen sneuvelde in Noorwegen onder de concurrentieslag met eerst de televisie-uitzendingen van de Premier League in Engeland (in de jaren negentig) en daarna door de heftige concurrentie met de meer succesvolle andere wintersporten, die veelal op ski's worden uitgevoerd.

Dus keerde ik terug waar ik dik veertig jaar geleden begon: in Hamar in Noorwegen.

Om in 2017 midden tussen de Noren te zitten en hun onblusbare verlangen van vroegmiddagse dronkenschap op een schaatstribune mee te maken.

Waar de Hollandse schaatsfan opvalt door een carnavaleske en vaak smakeloze uitdossing doen de Noren dat gans anders; ze gaan klassiek gekleed (zelfs nu nog met kniekousen en de originele Dale trui) en met zelf gebrouwen stookolie naar het schaatsen en zuipen zich een ongeluk. Wie er wint bereikt hen vaak niet meer.

Het laatste half uur van de WK van afgelopen weekend werd nauwelijks nog door een Noor of Noorse bijgewoond; oranje had de boventoon genomen in het Vikingschip, het moderne bouwwerk van ethische pracht vermengd met simpele lijnen en vooral houtwerk.

Zet muziek van Grieg aan en eeuwig zingen de bossen. Hier schaatsen mee maken heeft iets van bijna stijve stijl.

Hamar bewees eens te meer dat de Hollandse suprematie nog steeds aanwezig is, zeker bij de stoere mannen. En dan praten we over de allrounders.

Die uren vretende toernooien komen we volgend seizoen pas na de Olympische Spelen van Zuid-Korea weer tegen. De vuilspuiters kunnen dus nog eenmaal roepen dat het een Nederlands onderonsje is waar je stekende koppijn van krijgt als je alle tuttige ritten van voortploeterende B-spelers aanziet voor echte topsport. 

Hardrijden op de schaats, hoe diep het ook in ons DNA verpakt zit, mag, neen moet, opgepoetst worden. Dat luie, zichzelf likkende gezelschap ISU en KNSB-regenten moet maar eens onder een lange koude douche worden gezet, hoewel dat waarschijnlijk niets oplevert.

Ik keek er afgelopen weekend naar en zag geen veranderingen in verhouding met veertig, dertig en twintig jaar geleden.

Ja, er zijn kleine “trouvalles” die echter lachwekkend en overbodig zijn. Klassementsleiders op een stoel zetten is een verkeerde marketing-actie, ineens drie minuten extra pauze voor spannende ritten inlassen is een laffe knieval voor de televisie…kortom…

Ik was in Hamar. Dronken Noren, oranje-verkleedpartijen en voor de rest….zeer belangrijk, weinig klasse over de hele lijn, slechts een paar topritten en, en nu komt het belangrijkste…schaatsen wordt nog slechts bezocht door veertigers, vijftigers en nog meer grijs.

De jeugd komt niet meer naar het stadion, kijkt niet meer naar de televisie en is niet meer geïnteresseerd in schaatsen. Langebaan dus.

Ook niet als “we” 1-2-3 worden. 

Afgelopen zaterdag wonnen drie Noorsen bij de WK skiën in Lahti goud-zilver en brons. Noorwegen ontplofte en zond de lange medaille-ceremonie vanuit Finland op primetime “live” uit.

Het land glom van trots. 

Voor Hamar en schaatsen had men op het grote, boze, blauwe oog in het Vikingenland geen enkele interesse.

En toch zag ik soms prachtige topsport.

Ja, het is waar, for our eyes only…

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.

Mart Smeets reflecteert iedere zaterdag op in het oog springende gebeurtenissen in de sport en blikt vooruit op een weekend vol sport.

Moet de chemische industrie in Nederland bewaard blijven? 'Overal zijn chemicaliën voor nodig'

Moet de chemische industrie in Nederland bewaard blijven? 'Overal zijn chemicaliën voor nodig'
Chemiefabriek LyondellBasell gaat na 21 jaar sluiten in Nederland
Bron: EenVandaag

De chemische industrie in de Rotterdamse haven heeft het zwaar door hoge energieprijzen en belasting op CO2. Moet het kabinet extra geld uittrekken om bedrijven tegemoet te komen? "Een complete waardevernietiging als we dit weggooien met z'n allen."

Veel producten die we dagelijks gebruiken komen uit de chemische industrie. Denk bijvoorbeeld aan shampoo en schoonmaakmiddelen, maar ook isolatiemateriaal en leidingen voor in huis. Die industrie heeft het nu dus heel moeilijk in Nederland.

Na 21 jaar sluiten

In de Rotterdamse haven sluit binnenkort de Amerikaanse chemiefabriek LyondellBasell. "21 jaar geleden hebben we deze fabriek met trots opgestart. Dit kostte ons een miljard euro", vertelt vicepresident Ronald van Klaveren.

Vijf jaar geleden werd nog eens 250 miljoen euro geïnvesteerd om de fabriek te vergroenen. "En nu komt er helaas een einde aan. Dit is een fabriek die je normaal 80 tot 100 jaar laat draaien. Nu moeten we die al na 21 jaar sluiten. Financieel komen we er gewoon niet uit."

Vier keer hogere energieprijzen

Ook chemiebedrijf Huntsman Holland merkt dat het moeilijk is om chemische producten te blijven maken in Nederland. De Amerikaanse directie heeft besloten alleen nog maar het minimale te produceren en geen investeringen meer te doen. "We zitten hier meer dan 50 jaar, maar het is gewoon heel moeilijk om hier geld te verdienen", vertelt directeur Kal Khogali.

Dat komt vooral door onze hoge energieprijzen vergeleken met andere landen, zegt hij. "De energieprijs in Nederland is drie tot vier keer duurder dan in de rest van Europa." Daar komt voor hem ook nog een extra toeslag voor groene energie bovenop: de fabriek draait daar volledig op.

Bekijk ook

'Niks dat niet uit chemicaliën bestaat'

De vraag is of Nederland meer moet doen om de chemie-industrie hier te behouden. Beide bedrijven hameren in elk geval op het belang ervan. "Er is niks om je heen dat niet uit chemicaliën bestaat", zegt Khogali.

"Dat is de naïviteit in Nederland en andere landen in Europa: dat we alles in de toekomst kunnen doen met nieuwe technologie. Maar dan vergeten we dat daar chemicaliën voor nodig zijn." Van Klaveren benadrukt dat: "Zonder chemische industrie is er geen defensie en verduurzaming mogelijk."

Hoge energieprijzen verjagen industrie uit Rotterdamse haven, maar hoe erg is dat?

Niet aantrekkelijk

Hoofdeconoom Marieke Blom van ING vertelt dat Nederland altijd aantrekkelijk was voor de chemie. Vroeger werd energie voor grote energieverbruikers goedkoop gehouden met regelingen, maar die zijn in de afgelopen jaren afgeschaft.

"Daarnaast komt er ook een extra CO2-heffing aan", zegt Blom. Dit is een belasting die industriële bedrijven moeten betalen per ton CO2 dat wordt uitgestoten. "Dat maakt de kostprijs voor bedrijven hoger."

Europese onafhankelijkheid

Toch weet ze niet of geld investeren in de industrie, om deze in Nederland te behouden, zich uiteindelijk gaat uitbetalen. "Op lange termijn verwacht ik dat deze industrie kleiner wordt. Ik verwacht dat steun die je nu geeft aan de industrie, uiteindelijk niet rendeert", zegt Blom.

"Ik kan daar ook geen zekerheid over geven, want er zullen ook delen van de chemische industrie wel blijven bestaan."

Bekijk ook

Afhankelijkheid

Ronald van Klaveren noemt het vooral onverstandig dat Nederland zichzelf afhankelijk maakt van landen buiten Europa. Bijvoorbeeld China heeft een gigantische chemie-industrie. "Het is een complete waardevernietiging als we dit weggooien met z'n allen en daarmee afhankelijkheid creëren elders."

"We hebben laten zien dat we hier concurrerend kunnen produceren. Als de energiekosten omlaag gaan, hebben we nog steeds een heel goed waardemodel om hier industrie te behouden. Daarmee houden we een stukje onafhankelijkheid in stand voor Europa."

Minister wil industrie behouden

Minister Hermans van Klimaat en Groene Energie ziet ook dat chemische bedrijven het in Nederland moeilijk hebben. "Ik ben samen met andere collega's in het kabinet voor de voorjaarsnota van volgende maand aan het kijken wat we kunnen doen om de druk te verlichten."

Hermans wil de industrie graag in Nederland houden. "We hebben de bedrijven keihard nodig voor een sterke, veilige en weerbare economie. Waarin we producten hier maken en we die niet uit andere landen moeten halen."

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.

Vanaf maandag alleen nog legale wiet in coffeeshops in sommige gemeenten, maar is dat te snel? 'Kwaliteit nog niet genoeg'

Vanaf maandag alleen nog legale wiet in coffeeshops in sommige gemeenten, maar is dat te snel? 'Kwaliteit nog niet genoeg'
Coffeeshopeigenaar Willem Vugs denkt dat het nog te vroeg is voor de volgende fase van de wietproef
Bron: EenVandaag

Vanaf 7 april mogen coffeeshops in tien gemeenten alleen nog maar gereguleerde cannabis verkopen. Maar ondanks uitstel en vertraging komt de nieuwe fase van de 'wietproef' volgens veel coffeeshophouders tóch te snel. "De markt is hier niet klaar voor."

Maandag is het zover: dan gaat de nieuwe fase van het wietexperiment van start. In tien gemeenten door het land mogen coffeeshops alleen nog maar legaal geproduceerde wiet verkopen, om zo te kijken of de keten gereguleerd kan worden. Maar er klinkt veel kritiek. Coffeeshophouders maken zich zorgen en pleiten ervoor de startdatum uit te stellen.

Menukaart beperkt

Willem Vugs is eigenaar van coffeeshop Toermalijn in Tilburg, en heeft zijn twijfels over de startdatum. "Het is een dubbel gevoel. De coffeeshops staan aan de kant van het experiment. Maar ik heb wel de vrees dat een deel van ons assortiment niet meer aangeboden kan worden aan de klanten die daarvoor komen. En dat is toch zeker zo'n kwart van onze klanten."

Volgens hem is het door de Staat gereguleerde aanbod nog niet voldoende, zowel in kwantiteit als kwaliteit. "We zijn bang dat onze menukaart dermate beperkt wordt, dat je eigenlijk in de marge aan het werken bent. Dat houdt in dat de dingen die je hebt snel op gaan, en niet alles wat je hebt aan de kwaliteit voldoet."

De geschiedenis van de coffeeshop

Nederland en cannabis. In de jaren 60 ontstond er in Nederland een nieuwe jongerencultuur: hasj en wiet werden steeds populairder, mede door de hippiebeweging. Dit leidde tot een groeiende zwarte markt en meer politie-ingrijpen. Om de overlast en criminaliteit te verminderen, introduceerde Dries van Agt als minister van Justitie in 1976 het gedoogbeleid.

Deze veranderingen maakten Nederland wereldwijd bekend om zijn liberale drugsbeleid en legden de basis voor het huidige systeem van coffeeshops. In de jaren 90 worden de regels verder aangescherpt, onder andere met strengere controles en afstandsregels voor coffeeshops.

Bekijk ook

'Legaliseren keten noodzakelijk'

Het zorgt er alleen ook voor dat er een systeem ontstaat dat criminaliteit in de hand werkt, zegt expert cannabisbeleid Nicole Maalsté. "Het grote probleem is dat je een illegale achterdeur in stand houdt waarbij je niet kunt letten op kwaliteit en op de omstandigheden, maar waarbij ook de betrokken mensen allerlei risico's lopen. "

Volgens haar is het legaliseren van de keten noodzakelijk. "Deze gedoog-situatie duurt al tientallen jaren en dat is nooit de bedoeling geweest. Er worden hier producten gekocht waarvan niemand weet hoe ze hier naar binnen zijn gekomen." Ze gaat verder: "Er zijn allerlei mensen aan het werk aan de achterkant van een coffeeshop, die in feite niet bestaan. Maar daar zit natuurlijk een hele organisatie achter, en daar wil je grip op krijgen."

'Gesloten coffeshopketen'

Daarom startte de overheid het experiment 'gesloten coffeeshopketen'. Een compleet gecontroleerde keten van de teelt naar het gebruik, zonder illegale kweek. Een product bovendien waarvan je als consument weet wat erin zit. Daartoe selecteerde de overheid tien producenten om staatswiet en -hasj te telen.

In 2017 wordt het experiment aangekondigd, maar liep meermaals vertraging op. Eind 2023 werd de eerste legale wiet in Brabantse gemeentes verkocht, naast het illegale spul. Vanaf maandag begint de experimenteerfase.

Bekijk ook

Breda tevreden

Paul Depla, burgemeester van Breda, pleit al lang voor een legale keten. Volgens hem had de startdatum dan ook niet eerder kunnen komen. "Met het huidige systeem, dan blijf je een volstrekt hypocriet systeem houden. Je weet totaal niets van de manier waarop het geproduceerd wordt. Dus als we daarmee doorgaan, dan is de volksgezondheid de dupe en de criminaliteit de lachende derde. Dat wil ik niet."

Breda is een van de eerste steden geweest waar in 2023 legale wiet over de toonbank ging. Een succes, volgens Depla: "Ik hoor namelijk van de grote coffeeshops dat ze echt tevreden zijn, ook over de kwaliteit van de spullen die worden geleverd. Je ziet dat ze heel erg blij zijn dat ze afscheid kunnen nemen van de illegale achterdeur."

Tijd nodig

Hoewel onderzoeker Maalsté positief is over het experiment als geheel vindt ook zij, in tegenstelling tot de burgemeester, de startdatum te snel. "Je hebt een bestaande markt en die ben je helemaal anders aan het organiseren. Alles verandert."

"Ik denk dat het goed is dat dit gebeurt, alleen dat kun je niet zomaar op data vastpinnen, dus je moet dat langzaam maar zeker die kant op laten groeien. Het gaat de goede kant op, maar mensen hebben gewoon tijd nodig om eraan te wennen en de telers hebben tijd nodig om de producten te maken waar de consument om vraagt."

Bekijk ook

Hobbels logisch in experiment

Toch is er geen ontkomen aan, volgens burgemeester Depla. "Want op dit moment houd je elkaar gevangen. Telers gaan pas telen omdat ze zeker weten dat er coffeeshops zijn die het afnemen, en shops gaan pas afnemen als ze zekerheid hebben dat ze niet meer afhankelijk van die illegale teelt zijn. En dat is de reden waarom ik nu heb gezegd: laten we gewoon een datum pakken, dan weet iedereen waar ze aan toe zijn."

Hoewel hij erkent dat er hobbels op de weg zijn, is dat volgens hem ook de bedoeling. "Dat het een experiment is geeft ook aan dat je dingen tegenkomt dat je van tevoren niet had bedacht. Anders noem je het geen experiment."

Illegaal betere kwaliteit

Willem Vugs heeft nog zo zijn twijfels. "Er is wel hasj momenteel verkrijgbaar, alleen de kwaliteit daarvan is nog niet op het niveau wat de consument acceptabel vindt. De hasj die legaal is en wel goed is, is van een dermate beperkte voorraad dat die heel snel is uitverkocht.

Hij is bang dat zijn klanten de illegale markt zullen opzoeken. "Dan heb je de kans dat die klanten uit zicht verdwijnen, dan óf de illegaliteit ingaan, of naar een stad waar nog wel gedoogde producten verkopen. Wij zijn daar wel bang voor."

Veel onzekerheid

De coffeeshophouders uiten hun zorgen, en het leidt ertoe dat er de eerste 2 maanden van het experiment nog niet op hasj wordt gehandhaafd. Er zou nog te veel onzekerheid zijn of er voldoende hasj aanwezig is om de coffeeshops te bevoorraden. Op het moment komt de meeste illegale hasj uit Marokko.

Een goede stap, zegt Vugs. Maar of die 2 maanden voldoende zijn? "Dat is de vraag. Zoiets zou meer organisch moeten kunnen in plaats van daar echt een strenge tijd aan te hangen."

Volgende fase van wietproef begint, maar volgens coffeeshophouders en experts is het te snel

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.

Ook interessant