Het is al eerder gedurende het lopende fietsseizoen (grappige woorden om achter elkaar te plaatsen) gezegd: het wielrennen op de aardbol wordt voornamelijk gered door een klein bolletje mens uit Slowakije, die het in zich heeft om overal waar hij opstapt met zijn handen in de lucht te eindigen.

Nou was dat laatste niet direct het geval in Doha, want daar moest ook Peter Sagan tot letterlijk op de streep sprinten alvorens hij (weer) wereldkampioen werd.

Ik moet het eerlijk toegeven, ik zag bijna niets van de wedstrijd, maar hoorde het finishverslag via de radio. Was ik verbaasd dat Sagan won?

Neen.

Vond ik het leuk?

Ja.

Waarom?

Omdat Sagan een “man for all seasons” is, omdat hij slim is, omdat hij grappig is in zijn aansluitende interviews en omdat hij hoop geeft op een nieuwe wielerwereld waarin bedrog en liegen maar eens voor een tijdje worden weggestopt.

Of ik daarmee zeg dat Sagan helemaal schoon is?

Ik kan het omgekeerde niet bewijzen. Ik zie hem heel soms koersen via de televisie en ik ben onder de indruk van zijn capaciteiten. Uitkomsten van laboratoriumtesten zijn er om in ’s mans urine en bloed te kunnen kijken door specialisten en dan nog…

Niet alleen kan hij hard fietsen, maar hij houdt de wielersport zeer levendig en daarbij komt helemaal dat hij bovenmatig slim koerst, geduld kan betrachten en dat hij, als “allrounder” tegen de allerbeste sprinters ter wereld overeind blijft.

Waar nog niet lang geleden een beetje neerbuigend naar hem gekeken werd met iets van “hij rijdt de Tour alleen maar voor het behalen van de groene trui”, mag je nu toch wel iets anders oordelen over de sprintcapaciteiten van de kleine man.

Won hij dit jaar alles?

Neen. In Rio startte hij ook in de cross. Hij is oorspronkelijk afkomstig uit die discipline en vond het ronduit uitdagend op dat onderdeel uit te komen. Andere wegrenners halen hun neus op voor dat gedoe op die oneffen bospaden, zo niet Sagan. Hij knokte en verloor, maar hij knokte.

Op de Braziliaanse televisie zag ik een fraai filmpje waarop je kon zien hoe hij afzag en zijn best deed, hoe hij lek reed, hoe hij doorging en hoe hij, tenslotte, zijn hoofd moest buigen.

Het deed hem zeer, maar hij boog.

Tegenslag, materiaalpech…het was hem te veel geworden, maar liefst had hij, rennend met zijn crossfiets aan de hand, het vreselijk moeilijke parkoers alsnog afgelegd.

Sagan is een speelvogel die fietsen weer leuk gemaakt heeft voor de volgers en een kleine hel voor al zijn tegenstanders. Als je met hem in de finale van welke koers ook uitkomt, heb je het vaak zitten.

Hij won kleine koersen, hij won klassiekers, hij haalde inderdaad groen binnen in Parijs, hij werd Europees kampioen en voor het gemak ook nog maar eens wereldkampioen.

En dat terwijl de wielerwereld, inclusief haar intimi, er toch zeker van is/was dat er een vreselijke vloek op het dragen van de regenboogtrui rust.

Zoals Sagan dit jaar al eerder opmerkte:” Welke vloek dan?”

En wat zei hij nog meer?

Bijna op iets te uitdagende manier in de perszaal.

“Zo, iedereen tevreden nu?”

Even bleef het stil. Doelde hij op al het klagende geschrijf en negatieve commentaar uit die vreselijke zandbak?

Hij keek met lachende kraaloogjes zijn publiek aan en zei: “Ik ben ook tevreden.”

Welk een prachtige wereldkampioen en zeker eentje die zijn mond niet houdt en daarom is hij ook zo’n leuke wereldkampioen. Als iemand hem kon opvolgen was hij het zelf wel. Iedereen in het peloton verbleekt bij zijn charisma, zijn gogme, zijn brutaliteit en zijn fysieke vermogens.

Gisteren kwam daar nog een fraaie andere eigenschap bij: hij kan het begrip extreem ‘geduld bewaren’ inhoud geven. Juist dat is niet veel topsporters gegeven.

Hij zal ‘m gisteravond goed geraakt hebben, want ook op dat gebied kan hij zijn mannetje staan. Hij kan bier behandelen als kraanwater en cognac gebruikt hij om zijn lichaam te warmen.

Terwijl ik naar een foto van hem zit te kijken, een foto waarop hij op rustige wijze de groep fotografen voor hem staat te bekijken, weet ik ineens waar hij thuishoort.

Bij de Drie Musketiers dus.

Niet d’Artagnan is de vierde van die groep maar na een paar eeuwen wordt duidelijk dat de naam van deze wielrenner prachtig in dat rijtje thuishoort: Aramis. Athos, Porthos en Sagan. Qua uiterlijk is de gelijkenis helemaal groot. Die lange lokken, het gezichtshaar ook, de vorm van kin en neus, alles is aanvallend.

Overigens…wie Richelieu dan in het verhaal van nu moet zijn, weet ik eigenlijk niet.

De vorige generatie wielrenners wellicht.

Bevecht hen Peter, bevecht hem met je eigen wapens.

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.