In 2026 is de helft van de inwoners van asielzoekerscentra een statushouder, schrijft asielminister Marjolein Faber aan de Tweede Kamer. En dat gaat honderden miljoenen kosten, waarschuwt het COA.
"Ik kwam met veel energie naar Nederland, maar het wachten op een woning maakt me depressief", zegt Alaa AbdelHay. Hij vluchtte vanuit Syrië naar ons land en heeft inmiddels een verblijfsvergunning. Inmiddels woont Alaa 2,5 jaar in een asielzoekerscentrum. Net als bijna 20.000 andere statushouders wacht hij op een woning.
Helft in azc's statushouder
Volgens minister Marjolein Faber van Asiel en Migratie is op 1 januari 2026 naar verwachting de helft van de inwoners van opvanglocaties van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) statushouder, net als Alaa. Dat schrijft Faber in een brief aan de Tweede Kamer.
Statushouders zijn mensen met een verblijfsvergunning. Zij hebben recht op een sociale huurwoning. Op dit moment heeft 27 procent van de inwoners van asielopvanglocaties een status. Tegen het einde van dit jaar is dat 37 procent, verwacht de minister.
Plekken bezet houden
Gemeenten hebben de taak om, afhankelijk van de grootte, een bepaald aantal statushouders te huisvesten. Maar door het langdurige tekort aan beschikbare sociale huurwoningen is het al jaren moeilijk om aan die verplichting te voldoen.
Omdat statushouders hierdoor niet kunnen doorstromen naar een huis blijven ze langer in de opvanglocaties van het COA. Daarmee houden ze plekken bezet die anders beschikbaar zouden zijn voor asielzoekers die nog wachten op een beslissing over hun verblijfsstatus.
Taakstelling voor gemeenten
Ieder half jaar bepaalt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de zogenoemde 'taakstelling voor huisvesting vergunninghouders' voor gemeenten. Daarin berekent het ministerie hoeveel statushouders er naar verwachting bij zullen komen. Vervolgens worden deze verdeeld over alle gemeenten, op basis van het aantal inwoners. Het kabinet wil af van deze taakstelling, waardoor gemeenten geen voorrang meer hoeven te geven aan statushouders op de woningmarkt.
'Noodopvang is duur'
Het COA is bezorgd dat zoveel statushouders plekken bezet houden in asielzoekerscentra. "We hebben op dit moment zoveel mensen in de opvang met een vergunning, dat we te weinig plekken hebben", zegt bestuurder Joeri Kapteijns van de opvangdienst.
"Dat betekent dat we overal in het land nieuwe noodopvanglocaties moeten openen en dat er dan nog steeds tekorten zijn", gaat hij verder. Dit soort opvanglocaties zijn duur, benadrukt Kapteijns. Veel duurder dan reguliere opvanglocaties.
Honderden miljoenen
"We hebben berekend dat als de mensen die eigenlijk al in de gemeente hadden moeten wonen, als die weg zouden zijn, zouden we dus minder noodopvang nodig hebben en dat zou ons bijna 800 miljoen dit jaar bespaard hebben", rekent de bestuurder.
Dit is het bedrag dat het COA dit jaar zou kunnen besparen, nu de opvang voor bijna 30 procent bestaat uit statushouders. Dat bedrag zal nog hoger zijn wanneer in 2026 50 procent van de opvang bestaat uit statushouders. Hoe groot die stijging zal zijn, hangt af van hoeveel vergunninghouders erbij komen.
Bekijk ook
Veel woningzoekenden
Er zijn naast statushouders meer mensen met een zogeheten 'urgentie' op een sociale huurwoning. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen die gescheiden zijn en of mensen die doorstromen vanuit een blijf-van-mijn-lijfhuis. Al deze mensen huisvesten is alleen een enorme puzzel en lukt vaak dan ook niet.
Het kabinet wil de voorrangspositie van statushouders daarom afschaffen. Als zij minder zouden doorstromen vanuit de asielopvang naar een huurwoning, zou daarmee ruimte kunnen ontstaan voor andere woningzoekenden, zo is de gedachte van de regering.
9 in plaats van 10 jaar wachten
Maar dat valt tegen, zegt hoogleraar huisvestingssystemen aan de TU Delft Peter Boelhouwer. Hij legt uit dat ongeveer 30 procent van de sociale huurwoningen in gemeenten wordt toegewezen aan 'urgente gevallen'.
En daarvan gaat weer 10 procent naar statushouders, dus uiteindelijk gaat het om 3 procent van het totaal aantal toewijzingen. "Als je een gemiddelde wachttijd hebt van 10 jaar, dan gaat die met dit plan naar 9 jaar. Het helpt dus iets, maar het maakt natuurlijk niet heel veel uit."
'Ik voel me nutteloos'
Toen Alaa naar Nederland kwam verbleef hij eerst op een grasveld buiten de poorten van het aanmeldcentrum in Ter Apel. Hij kwam met veel energie en hoop hier aan en begon enthousiast met het leren van de taal via YouTube. Maar door het lange wachten heeft hij inmiddels geen motivatie meer.
De omstandigheden hebben hem depressief gemaakt, vertelt Alaa. "Ik schaam mij en voel mij nutteloos." Zijn vrouw en dochters zijn nog in Syrië, omdat het voor hen daar veiliger is dan voor mannen, legt hij uit. "Ik heb ze al 4 jaar niet gezien."
Groot verschil met Oekraïners
Ondanks dat hij een verblijfsvergunning heeft, is het nog onduidelijk waar hij straks komt te wonen en wanneer dan precies. Het zorgt ervoor dat hij nu nog geen baan kan zoeken, terwijl hij een achtergrond heeft als assistent-ingenieur.
Alaa vindt het lastig dat veel Oekraïense vluchtelingen hun leven in Nederland beter kunnen oppakken. "Zij hebben een auto, een baan en vaak ook een woning", zegt hij. "Het is geen jaloezie, maar het is wel een groot verschil en ik heb het gevoel dat zij meer kansen krijgen."
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.