Woonminister Hugo de Jonge bestelde 2.000 flexwoningen zodat gemeenten die direct kunnen neerzetten. Maar de woningen gaan nog niet als warme broodjes over de toonbank. Volgens hoogleraar Peter Boelhouwer zijn gemeenten te kritisch.
Demissionair minister Hugo de Jonge van Wonen kocht eind vorig jaar de flexwoningen voor 200 miljoen euro. Het gaat om kant-en-klare woonunits, die gemeenten bij het Rijksvastgoedbedrijf kunnen kopen. Zo hoopte De Jonge de krapte op de woningmarkt te verminderen. De flexwoningen hoefden alleen maar aangeschaft en geplaatst te worden.
37.500 flexwoningen
Maar van die 2.000 flexwoningen staan staan er nog ruim 1.900 in de opslag, schreef De Volkskrant vandaag. Er zijn er pas een kleine honderd geplaatst, in Delft. Een woordvoerder van het verantwoordelijke ministerie laat weten dat de gemeente Bunnik er 56 heeft besteld en de gemeente Leeuwarden er 200.
Daarnaast is het ministerie in overleg met gemeenten en het COA over 1.100 flexwoningen. Voor 600 woningen is dus nog geen bestemming.
Tijdelijke woningen
Volgens hoogleraar woningbouw Peter Boelhouwer van de Technische Universiteit Delft moeten gemeenten niet te kritisch zijn bij het aanschaffen en plaatsen van flexwoningen. "We hebben het over tijdelijke woningen. Er zullen vast plekken zijn waar ze niet passen, maar in Delft en Leeuwarden lukt het ook gewoon."
Momenteel ligt het woningtekort op 390.000 huizen, becijferde ABF Research in juli. Aan het eind van dit decennium, in 2030, zijn er 981.000 woningen nodig om de vraag naar huizen op te vangen. Flexwoningen kunnen het tekort tijdelijk opvangen en de wooncrisis daarmee verlichten, legt Boelhouwer uit.
'Gaat veel te langzaam'
De nood is dus hoog. Eind dit jaar wil het Rijk dat er 37.500 flexwoningen zijn gebouwd. En in dit tempo gaan we dat niet halen, zegt Boelhouwer. "Het gaat nu veel te langzaam."
Daar zijn meerdere redenen voor. Zo kost het gemeenten tijd om een geschikte locatie te vinden voor woningen, omdat buurtbewoners geregeld geen flexwoningen in hun buurt willen.
Bekijk ook
Andere flexwoningen goedkoper
Daarnaast lopen gemeenten niet echt hard, vertelt Boelhouwer. Ze kampen met capaciteitsproblemen en bouwen over het algemeen liever permanente woningen, ook al zijn flexwoningen goedkoper. "De permanente bouw gaat ongelofelijk traag. De komende jaren loopt het woningtekort verder op."
Een ander kritiekpunt op de woonunits die De Jonge heeft aangeschaft, is dat de de prijs-kwaliteitverhouding niet goed is. De gemeente Utrecht kocht daarom andere flexwoningen, en niet die van het Rijk: die zouden kwalitatief beter én goedkoper zijn.
Oplossingen
De 37.500 flexwoningen die eind dit jaar klaar moeten zijn, gaan er niet staan, denkt Boelhouwer. De hoogleraar voorspelt juist dat het aantal gebouwde huizen de komende jaren zal dalen. Het aantal verstreken bouwvergunningen is gedaald en de gestegen bouwkosten en rente leiden tot afstel, zegt hij. "Flexwoningen kunnen de bouw van permanente woningen tijdelijk vervangen, dat is het idee."
Wat moet er dan gebeuren? We moeten efficiënter omgaan met woningen en ruimte, denkt Boelhouwer. "Bijvoorbeeld door woningen te splitsen en ze slimmer in te delen. En dus ook: een flexibele schil van tijdelijke woningen creëeren", zegt Boelhouwer. "Want die zijn gewoon relatief goedkoop en snel te bouwen."
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.