Een oorlog heeft altijd twee kanten, maar de overwinnaars schrijven de geschiedenis. Duitsers Karl-Heinz, Otto en Werner vochten in Arnhem en vertellen hún verhaal. "Ik haalde mijn handgranaten uit mijn broekzak en heb ze in de Engelse colonne gegooid."
In Arnhem wordt vandaag de Slag om Arnhem herdacht. Die was 75 jaar geleden onderdeel van operatie Market Garden, een offensief van de geallieerden om Duitsland te verslaan in de Tweede Wereldoorlog. Op deze dag kijken we terug met Duitsland-deskundige Ingrid Maan. Voor haar boek Weggemoffeld interviewde ze Duitse oorlogsveteranen.
Duitsland
Hoe kwamen ze in het leger terecht? Waar waren ze toen de Slag om Arnhem uitbrak? En hoe heeft het hun leven getekend? Maan wil achterhalen hoe een compleet volk zo op drift raakte en zich massaal achter één leider schaarde. "Als mijn wieg in die tijd in Duitsland had gestaan, had mijn leven er misschien ander uitgezien. Ook weet ik niet welke beslissingen ik zou hebben genomen, of juist niet."
Lees ook
"Toen ik met mijn belevenis-tours begon, merkte ik dat er nog een taboe op rustte. Alsof ik aan het vergoelijken ben, wat allerminst mijn bedoeling is", vertelt de germaniste. Ze vindt nadenken over deze andere kant van de oorlog belangrijk om te kunnen omgaan met de beladen geschiedenis van de Duitsers. "Het is de eerste stap op weg naar gezamenlijk herdenken in de toekomst."
'Zwart-wit beeld van de mof loslaten'
Maan wil daarom graag het zwart-wit beeld van "de Mof" nuanceren. Een van de manieren om dat te doen is het organiseren van zogenaamde 'belevenis-tours', waar ze de verhalen vertelt van de jonge Duitse mannen van de Reichsarbeitsdienst (RAD), de Wehrmacht en de Waffen-SS.
"Ik interviewde een aantal jongens die op 17-jarige leeftijd voor de Reichsarbeitsdienst moesten gaan werken. Deze hadden nog niet de status van militair, maar ze moesten op 17 en 18 september wel gaan vechten." Volgens Maan hadden deze jongens geen flauw benul dat ze betrokken zouden raken bij de Slag om Arnhem.
Lees ook
Hieronder drie portretten van Duitse oorlogsveteranen die in Arnhem vochten. De portretten zijn afkomstig uit het boek van Ingrid Maan.
Karl Heinz Henschel: 'Je had geen keus. Je moest, of je wilde of niet'
1. Sanitätskompanie, 9. SS-Panzer-Division Hohenstaufen
Henschel werd op 1 november 1943 ingelijfd bij de Waffen-SS. "Iedereen moest de dienst in en ik dacht daar niet bij na. Ik heb ook nooit ergens een handtekening onder gezet." Eind januari 1944 werd hij met een paar kameraden ingedeeld bij de '9. SS-Panzer-Division Hohenstaufen' en als verpleger ingezet aan het front, achtereenvolgens in Noord- en Zuid Frankrijk, aan het oostfront en in Normandië. Daarna werden de uitgeputte soldaten naar Nederland overgebracht. Om uit te rusten.
Met een troep van 30 soldaten en onderofficieren werd Henschel richting Arnhem bevolen en kwam op 16 september in Ugchelen terecht. Een dag later ging in heel Raum Arnheim het alarm. "We kregen we te horen dat er in Arnhem een grote luchtlanding aan de gang was", vertelt Henschel. "Van onze verpleegtroepen werden infanteristen gemaakt. Mijn compagnie kreeg een gevechtstaak. We kregen geweren. Ik kreeg een MG42 en wat handgranaten en een rookgranaat. Daarmee moesten we het doen."
Handgranaten gegooid
In de vroege avond van 18 september ging hij op de Utrechtsestraat in stelling. "Ik hoorde schieten, op de straat was een ongelooflijk vuurgevecht aan de gang!" Het waren de Engelsen die in colonne aangemarcheerd kwamen. "Ik ging staan, heb gekeken, en dacht: Wat doe ik?'"
"Ik haalde mijn handgranaten uit mijn broekzak en heb ze in de Engelse colonne gegooid. En toen was het rustig. Die handgranaten moeten een verschrikkelijke uitwerking hebben gehad." Henschel overleefde de straatgevechten.
Gewond
Henschel kreeg de opdracht om 's avonds, op 19 september, in stelling te gaan bij de Oosterbeekse spoorbrug. Daar raakte hij in vuurgevecht met oprukkende Engelse parachutisten. Hij verloor daar een kameraad en raakte zelf gewond aan zijn oog en schouder.
Hij was zo kwaad dat hij schoot op dode koeien die in de wei lagen, waarachter de Engelsen lagen. "De Engelsen hebben ons voortdurend beschoten en toen heb ik op een dag mijn MG42 genomen en was zo woedend dat ik minstens een uur op de koeien heb ingeschoten. Alleen al door te schieten verloor je de angst die je voelde opkomen."
Otto Litzner: 'Met 17 jaar werd er gezegd: 'Jullie zijn geen jongens meer, jullie zijn mannen'. Toen voelden we ons wat'
Arbeitsmann Reichsarbeitsdienst 6/212
Op 1 augustus 1943 kreeg Otto Litzner zijn oproep voor de Reichsarbeitsdienst en kwam hij terecht in Lager Wassenberg-Süd, vlakbij de Nederlandse grens. "Met 17 jaar wordt dan gezegd: 'Jullie zijn geen jongens meer, jullie zijn mannen'. Ja, toen voelden we ons wat. We waren mannen! Jawohl! En toen kregen we ook een stalen helm! We kregen geweren en een uniform!" Samen met zijn kameraden kwam Otto naar Eindhoven waar hij werd opgeleid.
"We waren opgeroepen voor de oorlog, maar namen niet daadwerkelijk deel, er gebeurde nooit wat op de basis. We maakten vooral jacht op konijnen en fazanten", vertelt Litzner. Tot Otto en zijn kameraden in 1944 werden overgeplaatst naar Arnhem, waar de mannen bij de Westvoortse spoorbrug geheel zelfstandig de Flakbatterie 5/591 bemanden. Op 17 september 1944 landden de geallieerden en bombardeerden hun stellingen.
Toen begonnen de bombardementen
"Ik zat bovenop mijn schuttersput, de zon scheen en de hemel was helder. Opeens riep er iemand: 'Otto! Otto, wegwezen!' Ik keek naar de zon, kwam me daar toch ineens een Thunderbolt bommenwerper van achter de zon vandaan", vertelt hij. De 'Arbeidsmannen' haalden het vliegtuig neer.
Ze zaten midden in de Slag om Arnhem en kregen de taak om de brug van Westervoort te verdedigen. "We hoorden het snerpende geluid van een granaat en de enorme klap van de inslag. Dan werd het tijd dat je verdween! Als je niets hoorde, dán was het gevaarlijk. De schoten die je hoorde waren niet gevaarlijk, want die waren al weg."
Werner Krüger: 'Elitetroepen lokten me nou eenmaal en ik ben belust op avontuur'
Sturmmann en Richtschütze in de Jagdpanzer IV. Werner diende bij de 9e SS-Panzer-Division 'Hohenstaufen'.
Werner Krüger ging meteen na zijn schooltijd op veertienjarige leeftijd naar de lerarenopleiding in Graudenz, gelegen in het huidige Polen. De veteraan vergelijkt de opleiding met een kadetten-opleiding in het leger. In eindeloze wandelmarsen leerden de jonge knapen exerceren: Linksom! Rechtsom! Docenten stonden in uniform voor de klas en lieten niet na om hun politieke mening te verkondigen. Menigmaal hoorden de jongens: "Naar de elitentroepen moet je! Panzer, Waffen-SS, daar gaat het allemaal om! Jij kunt ook zo'n elitesoldaat worden!"
Krüger keek vol ontzag naar alle pracht en praal en de schitterende uniformen. "Het waren al helemaal geen politieke redenen die mij ertoe bewogen om me vrijwillig aan te melden. Elitetroepen lokten me nou eenmaal en ik ben een beetje belust op avontuur. Zo ben ik bij de Waffen-SS gekomen."
Geen tegenspraak
Als zeventienjarige kwam hij door de keuring heen door op zijn tenen te gaan staan, want hij kwam wat lengte te kort. Hij schudt nu meewarig zijn hoofd. "Vandaag zou iedereen zeggen: 'Die idioot had er zo makkelijk onderuit gekund!' Nee. In die tijd waren we zo 'opgefokt' door onze docenten."
Op 15 januari 1944 werd hij als oorlogsvrijwilliger naar de stad Rastenburg gestuurd in Ostpreußen, waar hij op het Carlshof een opleiding als tankjager kreeg. "Het was er verschrikkelijk, onmenselijk! We werden niet als mensen behandeld. Ons was geleerd dat de rekruut niets was, een nul! Eigenlijk was het een toonbeeld van wat de tijd met jongelui van plan was en heeft uitgevoerd: geen eigen mening hebben, geen twijfel uiten, geen vragen stellen."
'Een beetje schuld'
Na veel omzwervingen kwam Krüger op 23 september bij zijn eenheid in Arnhem-Noord. Hij werd als Richtschütze op een net gearriveerde tank ingedeeld en moest hij het hoofdkwartier van de Britten in Hotel Hartenstein in Oosterbeek aanvallen. Daarbij werden de rupsbanden van de tank geraakt en de bemanning moest vluchten. De volgende dag maakte Krüger de 2 uur durende wapenstilstand mee bij Hotel De Tafelberg.
De oorlog maakte hem een ander mens. "Als ik aan de oorlog terug denk, schiet meteen het woord 'Arnhem' mij te binnen. Daar zit ook een beetje schuld bij. Ik betreur het daarom ook dat het nog altijd niet mogelijk blijkt om onderscheid te maken tussen de Waffen-SS en Schwarze-SS; die lui, die bij de concentratiekampen betrokken waren. Dat daar nu geen onderscheid in gemaakt wordt!"
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.