Bij het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn de afgelopen vijf jaar 26 klachten over uitbuiting binnengekomen van particuliere bedienden bij ambassades en internationale organisaties gevestigd in Nederland. Dat blijkt uit documenten die de Volkskrant heeft gekregen met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (WOB).
Het gaat onder meer om slechte arbeidsomstandigheden en onderbetaling, aldus de krant.
Volgens Fair Work, een non-profitorganisatie die zich inzet voor werknemers die in Nederland worden uitgebuit, gaat het onder meer om huispersoneel uit de Filipijnen, Indonesië, Zuid-Amerika en Afrika, die werken als huishoudelijke hulp, kinderoppas, ober of kok.
Ze zijn werkzaam op dertien ambassades (onder andere Saoedi-Arabië, Koeweit, Verenigde Arabische Emiraten, Qatar, India, Somalië, Bolivia en Ghana) en bij twee internationale organisaties. De bedienden wonen vaak in het huis van hun werkgever en verkeren daardoor in een ,,extreem kwetsbare situatie''.
EenVandaag maakte in oktober een uitzending over de uitbuiting van bedienden bij buitenlandse ambassades. Een aantal voormalige werknemers van ambassades boden de Tweede Kamer toen een petitie aan.
Diplomaten genieten immuniteit door het Verdrag van Wenen, waardoor ze een zekere onaantastbaarheid genieten. Maar Buitenlandse Zaken neemt klachten over werkomstandigheden naar eigen zeggen ,,zeer serieus''. Als dat echt nodig is, neemt het ministerie contact op met de ambassade om de diplomaten erop te wijzen dat ze de Nederlandse wet wel degelijk dienen te respecteren.
In ernstige gevallen kunnen privileges worden ontnomen, al is dat nog nooit gebeurd. Bij ernstige delicten kan worden gevraagd om opheffing van de immuniteit.
Buitenlandse Zaken probeert controle uit te oefenen op wie er gaat werken bij een ambassade: deze mensen moeten hun speciale identiteitskaart zelf ophalen bij het ministerie. Ze krijgen dan een een brochure met hun rechten.