
Werkdruk, lastige leerlingen, parttime docenten? Jullie verklaringen voor het blijvende lerarentekort voorgelegd
Het nieuwe schooljaar gaat van start, maar nog altijd zijn er te weinig leraren. Ondanks hogere salarissen, programma's voor zij-instromers en campagnes om het vak te promoten, is het tekort nog niet opgelost. We vroegen wat jullie wilden weten.
Jullie vragen worden beantwoord door onderwijsonderzoeker Daniel Pritsch van SEO Economisch Onderzoek. En door hoogleraar aan de Universiteit Maastricht Inge de Wolf, die het LerarenLab leidt. Onderzoekers, leraren en schooldirecteuren werken daarin samen aan kansrijke aanpakken voor het lerarentekort.
1. Waar zijn de grootste lerarentekorten?
"In het basisonderwijs komt het lerarentekort neer op zo'n 8 procent van de werkgelegenheid, in het voortgezet onderwijs op ongeveer 5 procent", vertelt Pritsch. "Het gaat dan om openstaande vacatures, maar ook om 'verborgen tekorten' die tijdelijk zijn opgelost. Bijvoorbeeld met leraren die extra werken of met mensen die eigenlijk geen leraar zijn."
"Het lerarentekort is in de afgelopen 5 à 10 jaar gestaag opgelopen, waardoor we nu een structureel tekort hebben", vertelt De Wolf. "Het tekort is alleen niet op alle scholen even groot. We zien dat het tekort ruim twee keer zo groot is in de zogenoemde G5", vervolgt zij. Dat zijn de vijf grote steden in de Randstad: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en Almere.
"Ook binnen die steden, en binnen regio's daarbuiten, zien we verschillen tussen scholen", vertelt ze verder. "Een verklaring hiervoor vinden we in de leerlingenpopulatie. Op scholen met een meer uitdagende leerlingenpopulatie - dat zijn vooral leerlingen in kwetsbare thuissituaties - is er vaak een groter tekort."
Pritsch: "Er is bij de scholen met grote tekorten ook een vicieuze cirkel: als er al tekorten zijn, wordt de werkdruk hoger, wordt het minder aantrekkelijk om daar te werken en wordt het tekort nog groter."
2. Wat hebben maatregelen om het tekort te verkleinen tot nu toe opgeleverd?
"Er wordt ingezet op drie dingen om het tekort te verkleinen: meer instroom van leraren, behoud van leraren, en het onderwijs anders organiseren", zegt Pritsch. "Dit gebeurt met verschillende maatregelen, zoals salarisverhogingen, het aantrekken van zij-instromers en studenten, en delen van de onderwijstijd laten verzorgen door mensen van buiten het lerarenteam." We zetten de maatregelen op een rij:
Loonsverhogingen en arbeidsmarkttoelages
Het salaris van basisschooldocenten is sinds 2022 verhoogd, om de loonkloof ten opzichte van middelbare schooldocenten te dichten. Basisschoolleraren gingen er minimaal 4 en gemiddeld 10 procent op vooruit.
"Een nadelig gevolg van die salarisverhogingen voor het lerarentekort is alleen dat leraren dan soms minder willen werken", vertelt De Wolf. "En als minder leraren fulltime werken, heb je meer leraren nodig."
Omdat het tekort met name groot is op scholen met uitdagende leerlingenpopulaties, is er ook een tijdelijke arbeidsmarkttoelage beschikbaar gesteld zodat leraren op die scholen een soort bonus kunnen krijgen, legt Pritsch uit. "De regeling had geen groot effect. Inmiddels is wel afgesproken dat de regeling structureel wordt."
Aantrekken van zij-instromers
Behalve met salarisverhogingen en arbeidsmarkttoelages, is in de aanpak van het lerarentekort ingezet op zij-instromers. In 2024 vroegen ruim 2.200 mensen een speciale subsidie aan voor dit omscholingstraject.
"Het verleiden van zij-instromers is dus vrij succesvol geweest, in die zin dat er meer zij-instromers in het onderwijs willen beginnen", zegt De Wolf. "Maar we weten nog niet of er ook bij hen een weglek volgt, net zoals bij andere leraren die in de eerste 2 jaren voor de klas stoppen."
Aantrekken van studenten
"Om studenten te trekken is het collegegeld voor de pabo in het tweede studiejaar gehalveerd. Maar die maatregel had geen effect op de instroom in de pabo en is ook weer afgeschaft", vertelt Pritsch.
"Wel wordt nog steeds campagne gevoerd om te laten zien dat leraren gewoon goed verdienen. Wat je in ieder geval wil voorkomen, is namelijk dat studiekiezers worden afgeschrikt door een lage arbeidsmarktpositie", zegt hij. "Tot voor kort verdienden pabo-afgestudeerden minder dan andere hbo-afgestudeerden. Inmiddels is dat andersom."
De instroom bij de pabo nam vorig collegejaar voor het eerst toe. Bijna 6.000 studenten startten toen, bijna 500 meer dan in het jaar ervoor.
Onderwijs anders organiseren
"In G5-steden mogen ook niet-leraren inmiddels voor de klas staan, onder bepaalde voorwaarden", vertelt Pritsch. "De belangrijkste: dat mag maximaal 22 uur per maand en de kernvakken moeten nog gewoon door een bevoegde leerkracht worden gegeven."
"Maar het idee is: liever iemand voor de klas, dan dat leerlingen naar huis gestuurd moeten worden", legt Pritsch uit. "Natuurlijk ligt de voorkeur nog steeds bij iemand met een lesbevoegdheid, maar voor sommige scholen biedt het iets van een oplossing."
Volgens De Wolf moeten we oppassen met het vervangen van leraren. "Wel kan een brugfunctionaris nuttig zijn op scholen met een uitdagende leerlingenpopulatie", zegt ze. "Dat is een soort sociaal werker die taken overneemt die niet met het onderwijs te maken hebben, maar die een leraar toch op zich nam. Bijvoorbeeld helpen bij thuissituaties. Zo'n brugfunctionaris kan de werkdruk van leraren echt verlagen."
3. Hoe kan dit tekort dan nog bestaan?
We leggen verschillende mogelijke verklaringen die jullie instuurden voor aan de experts:
Ligt het aan te weinig mensen die kunnen werken in het onderwijs?
Ja, daar heeft het deels mee te maken. "Veel leraren hebben de afgelopen jaren de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Als je die uitstroom niet aanvult met nieuwe aanwas, dan krijg je een tekort", zegt De Wolf.
Daarnaast staat niet iedereen met een lesbevoegdheid ook daadwerkelijk voor de klas. Zo'n 62.000 mensen zijn bevoegd om voor de klas te staan, maar doen dat niet. "We zien vooral twee dingen: een hoge uitval van starters, en leraren die op den duur iets anders gaan doen, vaak wél binnen het onderwijs maar niet langer voor de klas", vertelt ze.
Ligt het aan het 'te lage' salaris?
"Het salaris speelt voor de meeste leraren nu geen beslissende rol in het wel of niet blijven werken als docent. We zien wel dat een deel van de aankomend studenten de arbeidsmarktpositie meeneemt in hun studiekeuze", vertelt Pritsch, "maar hier zijn goede stappen in gezet. Leraren verdienen nu juist relatief goed, maar dat is bij veel jongeren nog niet bekend."
"Ook valt in het onderwijs op dat de salarisverschillen relatief klein zijn, terwijl je best een hoger salaris zou verwachten op scholen in de grote gemeenten. Daar zijn de tekorten ook het grootst", gaat de onderwijsonderzoeker verder. "Leraren verdienen meer als ze in de G5 werken, maar het verschil met buiten de G5 is minder groot dan bij andere hbo-afgestudeerden."
Ligt het aan leerlingen en ouders die steeds lastiger zijn geworden?
Dit kwam eerder naar voren in een onderzoek van het EenVandaag Opiniepanel en de Algemene Onderwijsbond. Deelnemers die werken in het onderwijs wezen op kinderen die te vaak speciale aandacht nodig hebben of te weinig concentratie en basiskennis bezitten. Ook zou de houding van sommige leerlingen, net als die van sommige ouders, brutaal zijn.
De Wolf: "Als je net voor de klas staat, dan is het vak gewoon best zwaar. Starters ervaren in Nederland een groot gebrek aan begeleiding. In veel andere landen worden starters intensiever begeleid en is de uitval ook niet zo hoog." Toch is ook in Nederland de uitval van starters de afgelopen 10 jaar sterk afgenomen.
Ligt het aan een te hoge werkdruk?
"Ja, die werkdruk is natuurlijk ook een van de problemen", zegt de hoogleraar. "Het gaat dan vooral om administratieve taken, maar ook om een gebrek aan focus waardoor leraren zich niet kunnen concentreren op hoofdtaken."
Leraren besteden elke week 6 tot 8 uur per week aan administratie, blijkt uit onderzoek van De Rekenkamer. Voor 80 procent van de leraren die overwegen een andere baan te zoeken, is administratie daarvoor een van de redenen. Voor een kwart is het zelfs de meest belangrijke reden.
"Het verlagen van de werkdruk kan ook door lesgevende taken flexibeler te organiseren. Die wens hebben ook veel leraren", vertelt ze. "Dat de leraar bijvoorbeeld een uur later begint, terwijl een ander alvast met de klas aan de slag gaat. Dit geeft sommige leraren rust en maakt dat zij misschien een dag extra willen werken."
Ligt het eraan dat leraren steeds meer parttime werken?
"Het klopt dat leraren steeds minder fulltime werken", weet De Wolf. "In het basisonderwijs werkte in 2017 nog bijna 35 procent van de leraren meer dan 4 dagen, in 2023 is dit afgenomen tot bijna 30 procent. In het voortgezet onderwijs is dit percentage in dezelfde periode afgenomen van zo'n 45 naar zo'n 40 procent."
Volgens het Ministerie van Onderwijs blijkt uit onderzoek dat een kwart van de parttime-leraren best bereid is een dag meer te werken als daar een bonus tegenover staat. Dat kan extra geld zijn, maar ook flexibelere werktijden, meer verlof of andere taken. Er is daarom 15 miljoen euro geïnvesteerd in een pilot om zo'n bonus mogelijk te maken.
Ligt het aan het slechte imago van het vak?
"Ook dit speelt mee. Leraar was de afgelopen 20 jaar een beroep met niet zo veel status", zegt De Wolf. "Tijdens Covid nam die status wel toe, maar nu zou je de status ook zo hoog mogelijk willen."
"We weten ook wat de status niet verhoogt", vertelt ze verder. "Dat is: mensen belonen als ze uit het vak gaan. Dat gebeurt nog vaak: een leraar doet zijn werk goed, en mag dan als soort beloning onderbouwcoördinator of rekencoördinator worden en krijgt een hoger salaris."
"Ook komen veel leraren uiteindelijk terecht in de directie, in een adviserende functie of elders in de schil rondom het onderwijs. Die schil is de afgelopen 20 jaar sterk gegroeid, vooral tijdens Covid toen er veel extra geld naar het onderwijs ging", zegt de hoogleraar.
4. Wat gebeurt er als dit voorlopig niet wordt opgelost: worden leerlingen daardoor dommer?
De Wolf: "Ik vrees van wel. Kinderen zijn natuurlijk altijd zo slim als ze zijn, dus ik zou niet zeggen dat ze dommer worden. Maar we zien dat een goede leraar veel uitmaakt: er is niets wat een groter effect heeft op hoeveel kinderen leren."
"In bijvoorbeeld groep 7/8 van de basisschool kan een leraar het verschil maken in welk schooladvies een klas gemiddeld krijgt. En ook op latere leeftijd, merk je verschillen in leesvaardigheid, afhankelijk van hoe goed jongeren les hebben gehad. De prestaties gaan achteruit als er lange tijd een lerarentekort is", zegt ze.
5. Is er zicht op een afname van het lerarentekort? Wie zou dit kunnen oplossen?
"Nee, de verwachting is dat het tekort nog niet verdwijnt", zegt De Wolf. "Dat komt onder andere doordat er nog veel leraren met pensioen gaan de komende jaren, en door een toenemend aantal leerlingen."
"Er is helaas ook niet één maatregel waarmee het tekort meteen kan worden opgelost", vult Pritsch aan. "Een combinatie van maatregelen kan dit tekort verlichten, maar zomaar opgelost is het helaas niet."
Volgens De Wolf voelt niemand zich echt verantwoordelijk voor het tekort. "De schoolleiding kan hierin een sleutelrol spelen. Op scholen met veel wisselingen of zwakke leiding 'overleven' leraren vooral, terwijl een stabiele leiding ruimte geeft om oplossingen te zoeken."
"Bestuurders kunnen bijvoorbeeld kijken naar de flexibele schil rond het onderwijs: veel bevoegde leraren daar staan nog open voor terugkeer, mits de werkdruk omlaag gaat. Als het lukt om hen weer voor de klas te krijgen, kan het tekort best snel afnemen", zegt ze tot slot.