Aids was als een sluipend roofdier door de bruisende homoscene van Amsterdam
Begin jaren tachtig maakte een besmettelijke en geheimzinnige ziekte zijn dodelijke entree in Amsterdam. Het was aids. "Ik wist niet wat ik moest doen." Het groeide arts en microbioloog Roel Coetinho af en toe boven het hoofd en dan voelde hij zich machteloos. Als hoofd van de GGD Amsterdam was hij nauw betrokken bij de bestrijding van de nieuwe ziekte die veel jonge slachtoffers maakte in de bruisende homoscene van Amsterdam.
Hij vertelt dat het nu ondenkbaar zou zijn dat je met zo'n kleine groep zo'n groot probleem moest tackelen. Hij werkte voor voorlichtingscampagnes als enige uit de volksgezondheidzorg nauw samen met een handjevol mensen uit homobelangenorganisaties. Pas later bleek dat sekswerkers en drugsverslaafden ook tot de risicogroepen hoorden.
"Artsen hadden dit nooit eerder meegemaakt. Hoe kan dit? Je kreeg infecties en tumoren. De afweerstoornis was de basis'', blikt Coutinho terug. "Daar kon je niets tegen doen. Artsen waren machteloos. Dat was een heel naar gevoel.''
Het Stadsarchief toont beelden uit de jaren '80
Op de tentoonstelling 'Aids in Amsterdam 1981-1996' toont het Stadsarchief in Amsterdam vanaf morgen veel beelden uit de jaren tachtig waarin de nieuwe ziekte aids veel slachtoffers maakte onder een generatie vrijgevochten homoseksuelen mannen die genoten van het extravagante uitgaansleven.
De expositie wordt gehouden, omdat eind juli in de hoofdstad het AIDS 2018 Congres plaats heeft. Wetenschappers, beleidsmakers, activisten en politici van over de hele wereld komen naar Amsterdam.
Amsterdammer Erwin van Rheenen werd begin jaren tachtig als een van de eersten in Nederland besmet met het hiv virus. Hij draagt het nu bijna 35 jaar met zich mee – meer dan de helft van zijn leven.
Hij hoorde tijdens een reis in de Verenigde Staten dat "er een soort homokanker was'' en hij liet zich bij terugkomst in Amsterdam voor de zekerheid testen. "Bingo" zegt hij. "De dokter zei: vertel het tegen niemand, want dat is een voorbode van een totaal isolement. Ook hulpverleners zullen je niet willen aanraken.''
AIDS was toen nog een doodsvonnis
Van Rheenen heeft meer dan tien jaar met een doodsvonnis rondgelopen – tot 1996 was er nog geen medicijn om het aidsvirus te remmen. Hij werkte in het Amsterdamse nachtleven. "Je zag de een na de andere vermageren. De klanten bleven weg. De kroegen werden leger. Het was als een oorlog zonder bommen. Er vielen veel doden. Het was heel heftig."
In het jaar 1996 komt er een levensreddende behandeling voor mensen met hiv: de combinatietherapie. Een cocktail van hiv-remmende medicijnen onderdrukt het virus zodat iemand met hiv geen aids krijgt. Van Rheenen heeft opeens een heel leven voor zich. ,,Dat was een hele rare gewaarwording'', zegt hij. "Veel vrienden hadden schulden gemaakt omdat ze dachten dat ze doodgingen. Opeens moet je aan je toekomst denken.''
"Ik was 26 toen ik hoorde dat ik hiv had, en net bezig met het halen van mijn rijbewijs. Toen ik hoorde dat ik ziek was ben ik met de rijlessen gestopt, omdat ik dacht: ik ga toch dood, zo lang heb ik niet meer. Ik heb nog altijd geen rijbewijs."
HIV is nu een chronische infectie
Besmetting met hiv is sinds twee decennia niet langer een doodvonnis, maar een chronische ziekte. "De nadelen van een chronische ziekte is dat mensen minder bang zijn voor aids en daardoor roekelozer gedrag vertonen. Mensen denken: je kan behandeld worden'', zegt Coutinho. ,,Maar een definitieve oplossing is er nog steeds niet. Ik denk dat er tijdens mijn leven geen preventief vaccin wordt ontwikkeld. Het zal wel lukken om het aantal gevallen naar beneden te brengen, maar verdwijnen zal het niet.''
Van Rheenen is een optimist. Hij vindt dat hij door zijn ziekte enorm veel uit het leven heeft gehaald. "Ik beleef vriendschappen heel intens. Ik probeer nog altijd iedere dag te plukken.''