Aan wie denk jij bij het woord 'wetenschapper'? Dit jaar zijn er voor het eerst meer vrouwen met een doctorstitel bijgekomen dan mannen. Toch loopt Nederland nog achter als het gaat om carrièrekansen voor vrouwen in de wetenschap.
Binnen Europa bungelt Nederland onderaan de lijst als het gaat om het aantal vrouwen dat werkt als universitair docent, hoofddocent of hoogleraar.
Minder vaak hoge posities
Van de hoogleraren is bijvoorbeeld maar 25,7 procent vrouw, blijkt uit cijfers van het Landelijk Netwerk voor Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH).
Dat vrouwen nog minder vaak tot hoge posities weten op te klimmen, komt voor een belangrijk deel door stereotiepe denkbeelden over vrouwelijke wetenschappers, zegt LNVH-directeur Lidwien Poorthuis.
Niet verrassend
Dat er dit jaar voor het eerst meer vrouwelijke promovendi zijn dan mannen, vindt Poorthuis niet zo verrassend.
"Het percentage vrouwelijke promovendi ligt al langer vrij hoog. Vorig jaar lag het ook al rond de 50 procent, met het wetenschapsgebied Gezondheid meegerekend. Wat we wel zien is dat het aandeel dat vervolgens doorstroomt naar een hogere academische functie daar geen afspiegeling van is."
Wetenschapper is geen vrouw
Dat heeft volgens haar te maken met de vooroordelen die bijvoorbeeld meespelen wanneer selectiecommissies vrouwen beoordelen voor een benoeming of hogere functie.
"Daar hebben vrouwen toch nog altijd last van dat geijkte beeld dat we hebben van wat een excellente wetenschapper is. En dat is nu eenmaal niet het plaatje van een vrouw. Dat is nog altijd het beeld van een doorgaans witte, oudere man."
Kinderen tekenen een man
Dat is soms letterlijk terug te zien, vertelt universitair hoofddocent Saskia Lindhoud. "Ik geef weleens gastlessen op basisscholen. Ik stuur dan mijn beroepsomschrijving door aan de docent, om voor te lezen aan de kinderen."
"De kinderen moeten dan de persoon tekenen die volgens hen bij de beroepsomschrijving hoort. Wat blijkt: jongens én meisjes hebben dan bijna allemaal een man getekend."
'Vrouwen voelen zich niet thuis'
Dat soort stereotiepe denkbeelden gaan niet weg na de kindertijd, maar spelen in de wetenschappelijke wereld ook later nog een rol, legt Poorthuis uit. Daardoor vallen vrouwen, als ze het al tot een hogere positie geschopt hebben, vervolgens vaak uit.
"De wetenschappelijke cultuur is gestoeld op het mannelijke model. Het is een heel individualistische, sterk hiërarchisch cultuur. Bovendien is er soms gewoon geen ruimte voor dingen als zwangerschapsverlof of het combineren van werk met zorgtaken. En dus voel je je er als vrouw niet thuis. Begrijpelijk dat je dan je heil ergens anders gaat zoeken," vindt ze.
Veel vrouwelijk talent
Universitair hoofddocent Lindhoud, die moleculaire wetenschappen studeerde, kan dat gevoel beamen. "Wat ik vaak hoor als ik me erover beklaag dat ik één van de weinige vrouwen ben, is dat ze zeggen 'Ja, maar toen jij begon met studeren waren er toch ook gewoon minder vrouwen?'
"In mijn geval was dat al niet zo. Maar we zien het ook aan het aantal vrouwelijke promovendi dit jaar: er is gewoon een grote talentenpoel. Dat excuus 'er is gewoon niemand', is sowieso niet waar."
In de cultuur ingebed
Maar hoe ontstaan dit soort stereotypen? Dat is niet eenduidig, zegt socioloog en universitair docent Margriet van Hek. "Ik zou zeggen dat er weinig zo ingebed is in onze cultuur als opvattingen over gender. De media spelen daar een rol in, maar ook leeftijdsgenoten, leraren en ouders."
Volgens de socioloog versterken die opvattingen zichzelf vervolgens. "Als lezen meer wordt gestimuleerd bij meisjes, omdat we denken dat meisjes meer van taal houden en er beter in zijn, is het niet zo vreemd dat meisjes op latere leeftijd ook daadwerkelijk beter zijn in taal." Het stereotype lijkt daardoor bevestigd. "Dat zorgt ervoor dat ouders weer meer met hun dochters gaan lezen, enzovoort. En zo is de cirkel rond," zegt van Hek.
Cultuurverandering nodig
We zijn ons in Nederland vaak nog niet zo bewust van onze eigen vooroordelen, zegt Lidwien Poorthuis. "Als je kijkt naar hoe tolerant we in Nederland denken te zijn en hoe we daadwerkelijk reageren, vergissen we ons daar heel vaak in. Dat blijkt uit grote vergelijkende Europese studies. We zijn in werkelijkheid veel conservatiever dan we denken te zijn."
Om de laatste barrières voor vrouwen weg te halen, is daarom binnen de academische wereld een cultuurverandering nodig, vindt Poorthuis. "Daar wordt al veel aan gedaan. De commissies die hoogleraren benoemen, krijgen nu bijvoorbeeld allemaal 'bias training': training in het herkennen van hun eigen vooroordelen."
Elk jaar een mijlpaal
Een positieve blik is daarom ook op zijn plaats, vindt Poorthuis. "Je kan het negatief benaderen: het is meer dan 100 jaar geleden dat we de eerste vrouwelijke hoogleraar hebben benoemd, Johanna Westerdijk. Nu zijn een op de vier hoogleraren vrouwen. Dan denk je, jeetje, hebben we daar 100 jaar over gedaan?
Maar in de afgelopen vijf jaar zag ze een versnellende groei. "Elk jaar halen we weer nieuwe mijlpalen. Vorig jaar waren bijvoorbeeld voor het eerst een op de drie universitair hoofddocenten, het functieniveau onder hoogleraar, vrouw." Dat is een hoopvol beeld, vindt Poorthuis. "Er zit gewoon een stijgende lijn in."
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.