Een groeiende groep consumenten is bewuster bezig met wat ze dragen en of dat op een verantwoorde manier gemaakt is. Tweedehands wordt vaak genoemd als duurzaam alternatief voor fast fashion, maar dat is niet altijd zo.
Precies 10 jaar geleden stortte Rana Plaza in Bangladesh in, een gebouw met 8 verdiepingen waarin voornamelijk kledingfabrieken zaten van bekende merken als Mango en Primark. 1.134 mensen kwamen om het leven, onder wie veel kledingarbeiders, 2.500 mensen raakten gewond. De arbeiders waren de fabrieken ingestuurd terwijl bekend was dat het gebouw op instorten stond.
Wie is verantwoordelijk?
Een discussie volgde over de verantwoordelijkheid van kledingproducenten en -merken. En een deel van de consumenten begon zich af te vragen hoe hun kleding tot stand komt. Voor Noor Veenhoven was het een reden om Project CeCe op te richten. Dat is een online kledingsite die mensen moet helpen met het maken van de 'juiste' keuze.
Duurzame mode is enorm aan het groeien, ziet Veenhoven. "Eerst was het een beetje geitenwollensokken. Een T-shirt met een boom erop bijvoorbeeld, dingen die bij veel mensen niet in de smaak vielen. Maar nu heb je zoveel leuke merken in zoveel verschillende stijlen."
Ultra-fast fashion
Ook al willen meer mensen duurzame kleding, het gaat volgens Veenhoven in veel opzichten niet heel veel beter dan 10 jaar geleden. "We kennen fast fashion, dat zijn de grote modemerken die in een week een nieuwe seizoenscollectie kunnen creëren. Ultra-fast fashion kan dat nog veel sneller. Binnen 3 dagen gaat het van ontwerp naar winkel."
Met ultra-fast fashion testen merken een kleine oplage snel bij de consument. Ontwerpen die niet goed lopen, worden er uitgegooid voordat het in de massaproductie komt. Veenhoven: "Dat klinkt heel mooi, snel en efficiënt. Maar het zorgt ook voor uitbuiting. De kleding is vaak van slechte kwaliteit en niet goed getest."
Vinted en Marktplaats
Consumenten die op een bewuste manier kleding willen kopen, doen dat steeds meer via online platforms als Vinted en Marktplaats, waar mensen gedragen kledingstukken aanbieden. Dat is een goed begin, zegt Veenhoven van Project CeCe, maar het kan volgens haar ook verkeerd uitpakken.
"Er zit natuurlijk veel goeds tussen, maar je ziet ook dat mensen die gewoon heel erg van shoppen houden dan een kledingstuk één keer dragen en het daarna meteen op internet zetten om zo hun shopverslaving te voeden."
Kritisch op kledingbakken
Veenhoven is ook kritisch op wat er gebeurt met kleding die we inleveren bij kledingbakken. "De textielbakken zijn natuurlijk een goed initiatief, maar veel ingeleverde kleding wordt eerst naar Pakistan gebracht. Dat is een enorme sorteerbusiness", vertelt ze.
"Sommige vintage kledingwinkels kopen het vervolgens in bulk op. Die kleding heeft dus de hele wereld over gereisd en is onder slechte arbeidsomstandigheden gesorteerd. Wat maakt het dan zoveel beter?"
Minder kopen
Uiteindelijk is minder kleding kopen het meest verantwoorde wat je als consument kunt doen voor mens en milieu, zegt Veenhoven. Maar is dat niet in het nadeel van kledingarbeiders, omdat ze dan ook minder werk hebben?
Volgens Veenhoven is dat geen reden om ons koopgedrag niet te verbeteren: "Het blijft slecht voor het milieu. Als we minder produceren, maar die werknemers die nu zo'n 70 euro per maand verdienen meer gaan betalen, hoeft ook niet een hele familie in een fabriek te werken."
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.