Aan de grens bij Turkije naar Syrië, in de stad Kilis, ontmoet ik Ashshamsu. Dat betekent Zon in het Arabisch. Een naam die bij haar past, een goedlachse, hartelijke vrouw  die met haar familie een bizarre reis gaat ondernemen.

Na 9 maanden in Turkije te hebben gewoond gaat de familie terug naar Raqqa, de hoofdstad van het kalifaat van IS. ‘Waarom’, vraag  ik. Het is daar levensgevaarlijk en voor vrouwen misschien wel onleefbaar.

‘We hebben geen keus’, tolkt haar zoon, Achmad, 23 jaar oud, een zachtmoedige leraar wiskunde en Engels. ‘Het leven hier is slecht. Ons geld is bijna op en hier moet ik lange dagen op het land werken tegen een hongerloon. Ik verdien nog geen derde van wat een Turkse landarbeider verdient. Ik voel me uitgebuit. We wonen met zijn tienen in een krot. In Raqqa hebben we tenminste een eigen huis, nou ja de helft van een huis, de andere helft is gebombardeerd.’

Hij denkt dat de bom Russisch was, maar zeker weet hij het niet. Hij heeft niet echt een mening over de revolutie die in 2011 in zijn land uitbrak. ‘Wij leefden een eenvoudig leven. Er werd altijd hard gewerkt. Mijn vader was automonteur. Twee jaar geleden werd hij ziek en is hij gestorven. Er waren geen medicijnen en er was geen ziekenhuis in de buurt.’ 

Vier broers hebben ze thuis. Ze hebben allemaal gestudeerd. Twee van hen zijn nog in Syrië, Een derde broer is dokter in de filosofie. Ook hij is in Turkije en gaat mee terug naar Raqqa. Natuurlijk heeft Achmad overwogen om naar Europa te gaan. Maar daar heeft de familie geen geld voor. 

Ik vraag naar de aanwezigheid van de terreurgroep IS in Raqqa. ‘We zullen ons moeten aanpassen’, zegt hij gelaten. ‘Er zit niks anders op. Maar hier sta je met je pet in de hand. Daar heb ik land en kunnen we ons eigen eten verbouwen. De scholen zijn dicht maar misschien kan ik nog wat voor de kinderen betekenen.’

En al die strijders die uit de hele wereld komen om het kalifaat in zijn stad te vestigen? Wat vindt hij daarvan? Jongens uit Amsterdam, Brussel, geharde strijders  uit Tsjetsjenië, generaals uit Irak. Al die  nationaliteiten die in zijn stad zijn neergestreken? Nu kijkt hij me aan. Gelaten. ‘Zij moeten weg daar, hoe kan het dat jongens uit jouw land bij ons zijn en ik hier. Het is verkeerd.’ Meer wil hij er niet over zeggen. Het is nu afwachten tot de Turken even de grens open zullen zetten om hen door laten. Een weg terug is er dan niet meer.

Hun registratiekaart heeft de familie ingeleverd bij de autoriteiten. Ik krijg een omhelzing van Zon. Ik mag een selfie met haar maken als ik  beloof die niet op Facebook te zetten.

(foto: Faik Geci)

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.