Nederland moet overschakelen op een zogeheten 'oorlogseconomie'. Dat schrijft CDA-Kamerlid Derk Boswijk in een initiatiefnota aan de Tweede Kamer. Oud-militairen steunen zijn oproep, omdat er een volgens hen een schrijnend tekort is aan munitie in Europa.
De Kamer praat vanavond met staatssecretaris Christophe van der Maat over de begroting van Defensie. Daar zal Boswijk onder andere vragen om meer geld en betere plannen voor de productie van munitie.
'Gigantische mismatch'
"De situatie is heel nijpend", begint Boswijk. "Dat was 'ie al in 2016. We kennen de verhalen van militairen die tijdens een oefening 'pang pang' moesten roepen, omdat er zelfs geen losse flodders waren. Dat is eigenlijk nooit goed hersteld."
"Nu zien we in Oekraïne dat Rusland op topdagen 60.000 granaten afvuurt. De Verenigde Staten hebben bijvoorbeeld 2 maanden de tijd nodig om zoiets te produceren. Dus je ziet een gigantische mismatch."
Oorlogseconomie
Daarom wil Boswijk overschakelen op een oorlogseconomie. "Dat hadden we veel eerder moeten doen. Er wordt nauwelijks nog geproduceerd. En alles wat er wordt geproduceerd, wordt geëxporteerd naar landen buiten de Europese Unie en de NAVO, omdat die contracten er al waren. Rusland heeft bijvoorbeeld de auto-industrie al omgebouwd naar een defensie-industrie, terwijl onze voorraden steeds kleiner worden."
Het is volgens Boswijk 'ontzettend naïef' dat het zover heeft kunnen komen. "We leven nu 80 jaar in vrede. Maar juist om in vrede te kunnen blijven leven, moet je je voldoende voorbereiden op het moment dat dat niet meer zo is." Wat de CDA'er betreft gaat Nederland ook munitie produceren.
Boswijk en De Kruif over de munitievoorraden in Nederland
'Landen kijken naar elkaar'
Dat in Nederland 'niks gebeurt, ondanks vele moties de afgelopen 4 jaar', frustreert Boswijk. "Helemaal als je weet dat in heel veel andere NAVO-landen eigenlijk diezelfde discussie plaatsvindt. Dat heel veel landen naar elkaar kijken en denken: 'Dat gaat mijn buurman wel oplossen'."
"Er is eigenlijk nauwelijks regie tussen de landen. Niemand pakt aan het einde van de dag de regie. Dat kunnen we ons gewoon niet veroorloven in deze tijd."
Deskundigen zijn kritisch
Boswijk is niet de enige die wil dat Nederland over gaat op een oorlogseconomie.Hooggeplaatste militairen zoals voorzitter Rob Bauer van het Militair Comité van de NAVO 2 weken geleden en ook andere militair deskundigen zeggen dat Nederland zich bewuster zou moeten zijn van oorlogsdreiging.
Oud-commandant Landstrijdkrachten Mart de Kruif is zeer kritisch op het - volgens hem ontbrekende - gevoel van urgentie over dit probleem bij het huidige kabinet en de kamer.
'2 miljard lost problemen niet op'
Het kabinet wil nu 2 miljard euro extra uitgeven aan munitie. Dat lijkt een enorm bedrag, maar het lost het probleem zeker niet meteen op, zegt De Kruijff: "In 4 jaar gaat het niet lukken om onze voorraden aan te vullen."
"Je beleid moet zijn dat je voorraden hebt - een soort buffer waarmee je tegenslagen kunt opvangen. Nou, die hadden we al niet. En je moet productiecapaciteit hebben, waar je snel kunt opschalen als het moet. Die hebben we ook nog niet."
Wat uiteindelijk ideaal zou zijn, is een verdeling van de productie binnen Europa, volgens De Kruif. Daarin zou het ene land granaten voor kanonnen maken, het andere tanks en het andere kogels voor geweren. "Maar zo ver zijn we nog niet. Het wordt nu pas actueel, nu er weer dreiging is. Nu wordt iedereen wakker."
"Het zou daarom ook hartstikke handig zijn als je in Nederland ook je eigen industrie hebt. Dan heb je het voor een gedeelte zelf in de hand. En je staat er veel beter voor in de wereld, zodat je ook van andere landen snelle munitie kan krijgen. Maar ook hiervoor geldt: het kost veel tijd voordat je zo'n fabriek hebt opgezet en we praten er pas over als er een reële dreiging is."
Geen taboes meer
Ook als er snel vrede is op het Europese continent, terwijl Nederland fabrieken heeft gebouwd, is Boswijk niet bang dat Nederland met een eventuele voorraad blijft zitten. "Helaas is er ook weer een instabiele situatie in het Midden-Oosten. De garantie aan bedrijven dat ze hun productie kwijt kunnen, kan je wat mij betreft gewoon geven als overheid."
"De Deense overheid heeft gewoon zelf een munitiefabriek overgenomen. Ze hebben daar dus staatsgeproduceerde munitie. Ik sta open voor alle ideeën. Ik denk dat de nood enorm hoog is en dat er geen taboes moeten zijn." Daar sluit De Kruif zich bij aan. "Het is letterlijk een race tegen de klok. De prijs van die race wordt nu vooral betaald door het Oekraïense volk. Elke dag."
Het is Boekenweek, en die draait om leesplezier. Maar voor zo'n 3 miljoen laaggeletterde Nederlanders is lezen niet leuk. Zij hebben dagelijks moeite met dingen als bijsluiters, menukaarten of belastingaangiftes. We vroegen wat jullie wilden weten.
Jullie vragen over laaggeletterdheid worden beantwoord door onderzoeker Annemarie Groot van het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO) en directeur-bestuurder Hanneke Propitius van Stichting Lezen en Schrijven.
1. Wat is laaggeletterdheid nu precies?
"Simpel gezegd noemen we volwassenen 'laaggeletterd' als ze een beperkte taalvaardigheid hebben, waardoor ze niet goed kunnen meedoen in de maatschappij", begint onderzoeker Groot.
"'Laaggeletterd' betekent dus niet dat iemand geen letter kan lezen. Maar dat iemand moeite heeft om taal en informatie te begrijpen", vervolgt Groot. "Om zelfstandig te kunnen functioneren in de samenleving, wordt ervan uitgegaan dat iemand de taal minimaal op het Europese B1-niveau of het vergelijkbare Nederlandse 2F-niveau beheerst."
2. Kan er niet een makkelijker woord verzonnen worden voor 'laaggeletterdheid'? Dit is zo'n bekkenbreker.
"Het is inderdaad nogal een mond vol", zegt Groot. "En het is ook een woord dat niet de lading dekt. In de media wordt het vaak als overkoepelende term gebruikt voor moeite met tekst, maar vallen tegelijkertijd 'laaggecijferdheid' en 'moeite met digitale vaardigheden' eronder. Terwijl het dus om drie vaardigheden gaat, waar geletterdheid er één van is", legt ze uit.
Het is ook wel logisch dat de termen door elkaar zijn gaan lopen, "want in de praktijk wordt in onze samenleving steeds meer een combinatie van vaardigheden verwacht", zegt directeur-bestuurder Propitius van Stichting Lezen en Schrijven. "Om bijvoorbeeld de bus te pakken, moet je een ov-app snappen, moet je kunnen berekenen hoe lang het duurt om naar de bushalte te lopen, etcetera. Het gaat dus echt om meerdere vaardigheden die nodig zijn om informatie snel te scannen en eruit te halen wat belangrijk is voor jou."
Ook zij gebruikt het woord vanwege de verwarring liever niet. "Bovendien is het woord 'laaggeletterdheid' vervelend, omdat er 'laag' in zit", zegt ze. "Mensen hebben allerlei talenten, maar met 'laag' wordt de nadruk gelegd op wat mensen niet zo goed kunnen."
Bron: EenVandaag
Hanneke Propitius (links) en Annemarie Groot
3. Hoe breed is discriminatie op laaggeletterdheid?
Propitius spreekt vaak met mensen die laaggeletterd zijn. Ze hoort vooral dat zij zich buitengesloten voelen, omdat ze informatie niet goed snappen. "Ze voelen zich dom omdat ze denken dat taal iets is wat iedereen kan. En daardoor ondernemen ze ook minder dingen. Ze durven soms bijvoorbeeld niet naar de dokter te gaan, of te solliciteren op een baan. Dat kan eenzaam voelen."
"Vaak zijn we er ons bij nieuwe digitale apparaten of systemen wel van bewust dat die niet voor iedereen meteen te begrijpen zijn. Er wordt dan op de werkvloer bijvoorbeeld een cursus ontwikkeld om ermee te leren werken", vertelt ze. "Maar het feit dat er ook veel mensen zijn die de informatie op een salarisstrookje of in een rooster totaal niet begrijpen, daar is minder bewustwording over."
"Laaggeletterde mensen zijn niet allemaal ziek, leven van een uitkering of zitten te wachten tot iemand ze komt helpen", benadrukt Groot. "Het kan ook zijn dat iemand eigenlijk niet veel last heeft van zijn beperkte taalvaardigheid, en gewoon z'n leventje kan leiden, totdat er opeens iets verandert in dat leven: een bedrijf gaat failliet, een partner overlijdt, er komen kleinkinderen. Door die omstandigheden word je geconfronteerd met de beperkingen die je kunt ervaren als je moeite hebt met het begrijpen van informatie."
Zo'n 3 miljoen Nederlanders hebben beperkte taal- en cijfervaardigheden
Eens in de 10 jaar wordt een grootschalig internationaal onderzoek uitgevoerd dat het niveau en gebruik van 'kernvaardigheden' onder 16- tot 65-jarigen in kaart brengt. Op basis van de onderzoeksgegevens uit 2012 maakte de Algemene Rekenkamer voor Nederland een schatting, waarin ook mensen ouder dan 65 jaar werden meegenomen.Dat totaal aantal mensen met beperkte taal- en cijfervaardigheden werd geschat op 2,5 miljoen.
In december 2024 werden de nieuwste resultaten van het internationale onderzoek gepubliceerd. Daaruit blijkt dat de groep in Nederland is gegroeid. Het gaat nu om bijna 3 miljoen volwassenen van 16 tot 75 jaar.
Volgens een schatting van Stichting Lezen en Schrijven kom je met 75-plussers meegerekend zelfs op 3,3 miljoen. Die schatting is niet wetenschappelijk onderbouwd, maar is volgens de stichting wel nodig om een eerlijke vergelijking te kunnen maken met de eerdere schatting van de Algemene Rekenkamer.
4. Hoe kan het dat meer mensen laaggeletterd zijn dan jaren geleden?
De toename komt vooral doordat de bevolking verandert, zegt Groot. "Er zijn meer migranten, van wie het logisch is dat ze meer moeite hebben met vaardigheden die nodig zijn om in de Nederlandse samenleving te kunnen functioneren."
"Maar laaggeletterdheid neemt vooral ook toe bij mensen die in Nederland zijn opgegroeid met Nederlandssprekende ouders. Een belangrijke verklaring daarvoor is de vergrijzing. Er komen meer oudere mensen, en die groep loopt het risico vaardigheden kwijt te raken als ze die lang niet hebben gebruikt."
info
EenVandaag Vraagt
Bij EenVandaag heb je de mogelijkheid om vragen en ideeën in te sturen. Dat kan altijd in onze chat, of je kunt meedoen aan de gerichte EenVandaag Vraagt-oproepen die wij zo'n twee keer per week plaatsen in de Peiling-app. De Peiling-app is gratis te downloaden in de App Store of Play Store.
5. Ik zie bij ouderen - al dan niet door dementie - laaggeletterdheid ontstaan. Benoemen we dat ook zo en hoe gaan we ermee om?
"Ik zou dat niet zo benoemen", zegt Propitius. "Als iemand dementie krijgt, dan heeft diegene hulp nodig om überhaupt gezond en veilig te leven. Dan is laaggeletterdheid niet het hoofdprobleem."
"Wat we wel zeggen: lezen, schrijven en rekenen werkt als een spier die je moet blijven gebruiken. Als je ouder wordt en dat minder doet, dan kunnen die vaardigheden afnemen. 'Use it or lose it', wordt vaak gezegd."
6. Wat gaat er fout in het onderwijs aan jongeren?
"Ik denk dat het zeker goed zou zijn als het onderwijs minder wordt aangeboden als een veredelde examentraining", zegt Groot. "Nu leren jongeren soms om door een hoepeltje te springen zodat ze het examen halen, in plaats van dat een brede taalontwikkeling wordt gestimuleerd."
"Tegelijkertijd: als alle jongeren met genoeg bagage het onderwijs uitstromen, is het probleem van laaggeletterdheid nog steeds niet weg. Het is vooral ook een probleem onder oudere volwassenen, die weinig met taal hoefden te doen en daarom op latere leeftijd minder vaardig zijn geworden. Het is daarom prioriteit om ook te investeren in volwassenen, om te voorkomen dat zij laaggeletterd blijven of worden."
"Voor volwassenen heeft het geen zin om iedereen terug naar de schoolbanken te sturen. Jarenlang was dit wel de gedachte: als we nou maar al die 3 miljoen laaggeletterde Nederlanders een cursus geven, dan zijn ze daarna geletterd en is het probleem opgelost. Maar de meeste volwassenen zitten daar niet op te wachten. Zo'n intensieve cursus past ook niet bij hoe je als volwassene wil leren. Je wil dat je wegkomt uit de situatie waarin jij klem zit. Maar daarvoor zijn kleine stappen soms genoeg."
7. Iedereen vindt dat er iets aan gedaan moet worden, maar verder dan kleinschalige initiatieven is het volgens mij nooit gekomen. Waarom niet?
Propitius is het er niet helemaal mee eens, dat het nooit verder is gekomen dan kleinschalige initiatieven. "De afgelopen 4 jaar was er nog het programma 'Tel mee met Taal', waarin vanuit verschillende ministeries werd samengewerkt met gemeenten, bibliotheken en met onze stichting, bijvoorbeeld."
"Er gebeurt echt wel veel in gemeenten, zoals in wijkcentra, bibliotheken en taalscholen. Alleen is laaggeletterdheid best een groot en versnipperd probleem, dus daarom zijn de initiatieven misschien minder zichtbaar. Ook kan dat komen doordat de initiatieven verschillend worden ingevuld, omdat ze persoonlijk worden afgestemd op wat een volwassene zelf wil", denkt Propitius.
Onderzoeker Groot ziet wel dat veel regio's er tegenaan lopen dat lesprogramma's en initiatieven vaak tijdelijk zijn. "Ze zijn afhankelijk van investeringen en subsidies, waardoor het niet mogelijk is om structureel vrijwilligers en docenten op plekken neer te zetten. Zij kunnen hierdoor ook niet goed het eigen aanbod evalueren en verder ontwikkelen, want dat heeft doorlooptijd nodig."
"Structurele investeringen zijn wel mogelijk", voegt ze daaraan toe. "In Vlaanderen worden veel meer volwassenen bereikt, omdat er meer is geïnvesteerd in een structurele infrastructuur van plekken waar mensen kunnen helpen en kunnen inschatten waar iemand behoefte aan heeft. Zo'n aanjagende rol zouden ministers in Nederland ook meer op zich kunnen nemen."
8. Wat kan ik doen om zelf beter leesbare teksten voor laaggeletterden te maken?
"Als je zelf teksten schrijft die bedoeld zijn voor grote groepen mensen, dan kun je proberen makkelijke woorden te gebruiken, geen afkortingen, geen vaktaal, korte zinnen. En wees voorzichtig met spreekwoorden en cryptische omschrijvingen. Er zijn ook veel websites, zoals ishetb1.nl die je daarbij kunnen helpen", antwoordt Propitius. Verder is het belangrijk te beseffen dat het niet alleen om taal gaat, vult Groot aan. "Het zit 'm ook in bijvoorbeeld grafiekjes waarin informatie wordt gepresenteerd."
Het kan best lastig zijn om laaggeletterde volwassenen te herkennen. "Er worden trainingen gegeven aan bijvoorbeeld huisartsen, werkgevers, schuldhulpmaatjes en verloskundigen om deze groep te herkennen. Maar zeker als volwassenen het Nederlands als moedertaal hebben, is de kans best groot dat zij schaamte ervaren, of negatieve schoolervaringen hebben gehad, waardoor ze zichzelf niet zo snel vrijwillig melden", zegt Propitius.
"Wat je dan zelf kunt doen, als jij in je familie of bij je buren iemand kent van wie je denkt 'goh, die zou het misschien moeilijk kunnen vinden': kijk of je het bespreekbaar kunt maken. Het zou minder een taboe moeten zijn als je moeite hebt met taal, cijfers en digitale vaardigheden, en als je je daarin wil ontwikkelen", vervolgt Propitius.
Tegelijkertijd moeten we ervan af dat dit zielige mensen zijn die geholpen moeten worden, zegt Groot. "Stel dat je in je omgeving iemand kent voor wie de basisvaardigheden misschien lastig zijn, dan hoef je ook niet meteen door te verwijzen naar een cursus. Maar maak het bespreekbaar en zorg dat er in ieder geval rekening mee wordt gehouden. Er komt misschien een moment waarop diegene dan denkt 'ik wil hier wat mee', maar dat is niet per definitie op het moment dat jij het opmerkt."
Je kind is volwassen, gaat het huis uit en… wil weer terugkomen. Bijvoorbeeld omdat een woning vinden niet lukt. Wat doe je dan? Met open armen ontvangen, toch? Ja, zeggen Jelle Hendrik, Bert en Greetje. Maar makkelijk vinden ze het niet altijd.
De trend is al langer gaande: een steeds groter deel van de jongvolwassen woont bij hun ouder(s) of verzorgers. Of weer, dat kan ook. Het gaat om 46 procent van de jongeren. Maar hoe is dat eigenlijk, als je volwassen kind (weer) thuis woont?
'Waar moet ze dan naartoe?'
Aan de ene kant vindt Jelle Hendrik van der Veen (70) het 'best gezellig' dat zijn 27-jarige dochter weer thuis woont. "Maar soms is het ook een blok aan mijn been, eerlijk gezegd", vertelt de alleenstaande vader. Zijn vrouw verblijft sinds 5 jaar in een verzorgingshuis, hij heeft een woning in Drachten.
Op dit moment heeft Jelle Hendriks dochter geen werk en lukt het haar niet om een huurwoning te vinden. "Je kunt dan wel zeggen: de deur is dicht. Maar ja, waar moet ze dan naartoe?" Hij moet er niet aan denken dat zijn dochter geen dak boven haar hoofd heeft.
Extra kosten
Zijn dochter heeft wel een tijdje op kamers gewoond, toen ze studeerde in Leeuwarden. Maar toen die studie was afgerond, kwam ze weer naar Drachten. Het gevolg is dat de meubels uit haar kamer in Leeuwarden nu bij hem staan. Terwijl daar eigenlijk geen ruimte voor is in het ouderlijk huis. "Ik kan er mijn kont niet keren, zal ik maar zeggen."
Maar Jelle Hendrik maakt zich vooral druk om de extra kosten, die hij moet betalen, sinds ze weer thuis woont. Zelf werkt hij niet meer en moet rondkomen van AOW en wat aanvullend pensioen.
"Ze staat graag in de keuken, soms hele dagen. Heerlijke dingen maakt ze. Daar geniet ik ook echt van. Maar het betekent ook dat het gasstel de hele dag aan staat. Dat kost geld. Zeker met de huidige gasprijzen." Ook zijn belastingen hoger als je met z'n tweeën woont en gaat er veel meer water doorheen op een dag.
Daaraan meebetalen doet ze wel een beetje, maar niet veel. Dat lukt niet op het moment. Ook heeft ze (nog) geen rijbewijs, waardoor haar vader haar regelmatig ergens heen moet brengen. "Alles bij elkaar, geeft dat soms best wat stress", geeft hij toe.
Bij de situatie neergelegd
Voor nu heeft Jelle Hendrik zich bij de situatie neergelegd, vertelt hij. "Het is gewoon zo. Al hoop ik dat ze snel een plek voor zichzelf vindt. Ook met oog op de toekomst."
"Ik ben 70. Het kan zijn dat ik nog 20 jaar leef, maar het kan ook morgen gebeurd zijn. Mijn woning zal dan verkocht moeten worden. Dan staat mijn dochter op straat. Daar kan ik me wel druk over maken."
info
Meer jongeren wonen thuis
Een steeds groter deel van de jongvolwassenen van 18 tot 30 jaar woont nog bij hun ouder(s) of verzorger(s). Begin 2023 woonde bijna 46 procent van hen thuis, in 2003 was dat nog bijna 40 procent. Vooral vanaf 2010 nam het percentage thuiswonenden toe. Jonge mannen wonen vaker thuis dan jonge vrouwen, volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
De meeste jongeren verlaten het ouderlijk huis tussen hun 18de en 30ste. Begin 2023 woonde bijna 89 procent van de 18-jarigen nog thuis, van de 29-jarigen was dat ruim 11 procent. Voor alle leeftijden is het percentage thuiswonende jongvolwassenen groter dan 20 jaar geleden.
Halsoverkop naar Nederland
Ook Bert Spitters (73) en zijn vrouw (72) kregen in het afgelopen jaar onverwachts weer een kind in huis. Hun zoon Tim (43), die in Singapore werkte, verloor zijn baan en moest halsoverkop terug naar Nederland. "Zie dan maar eens snel een woning te vinden."
Ze waren niet lang daarvoor vanuit Kaatsheuvel naar een levensloopbestendige woning in Drunen verhuisd. "We waren daar druk bezig om de boel klaar te maken, zodat we er samen oud zouden kunnen worden."
'Gelukkig kunnen we dit bieden'
"Je bent natuurlijk blij dat je als ouder de mogelijkheid hebt om je kind onderdak te bieden. Tegelijk kwam het rauw op ons dak. Ook omdat we nog volop in een verbouwing zaten."
Op de begane grond van hun nieuwe woning is alles wat Bert en zijn vrouw nodig hebben. Op de eerste verdieping, een extra slaapkamer en een badkamer. Dat kwam goed uit, toen ze ineens een logé kregen. "Wij zijn gelukkig in die omstandigheid om dat te kunnen bieden."
Bron: eigen beeld
Bert en zijn vrouw
Plek op de bank
En toch. "Het is best wel wat als er een volwassen kerel van 43 bij je intrekt. Met zijn eigenaardigheden, met gewoonten die anders zijn dan die van jou. Daar moet je mee leren omgaan. Ook al is het je zoon."
"Het is misschien iets kleins, maar ik vond het in het begin lastig dat hij op mijn plek op de bank ging zitten. Dat wist hij natuurlijk niet. En toen ik er iets van zei, heeft hij een andere plek gezocht, maar het zorgde wel voor een ongemakkelijke situatie en wat irritaties over en weer."
Elkaar omhelzen
Ook had Bert er soms moeite mee als er vrienden of kennissen van zijn zoon op bezoek kwamen. "Niet vanwege die mensen, maar er komen dan toch ineens mensen over de vloer die je niet kent. Die zitten dan aan je tafel, in je woonkamer. Je gaat je daar dan toch aan aanpassen in je eigen huis. Voelt je een beetje te gast."
Sinds januari heeft Berts zoon een nieuwe baan, in het Zwitserse Zürich. Het is weer rustig in de woning in Drunen. Of ze hun zoon nog een keer zouden opvangen? "Natuurlijk. Dat is wat je doet. Ook al is dat niet alleen maar leuk. Het mooie was dat we onze zoon, nadat hij jaren in het buitenland had gewoond en dat nu weer doet, voor een tijdje dichtbij ons hadden. Dat we elkaar konden omhelzen, een hug konden geven. Face-to-face konden zeggen: 'Jongen het komt allemaal goed.' Dat was heel fijn."
Net als Bert en zijn vrouw kregen Greetje Hagendoorn (62) en haar man voor langere tijd hun volwassen kind te 'logeren' in hun woning in Zevenhuizen. Dit gebeurde noodgedwongen nadat hun 30-jarige dochter gescheiden was en het haar niet meteen lukte om een huis te vinden.
"Eerst kon ze bij een vriendin terecht, die vlakbij de stad Groningen woonde, maar die wilde haar huis op een gegeven moment verkopen. Kopen kon onze dochter die woning niet in haar eentje, dus toen zat er eigenlijk niks anders op dan dat ze bij ons kwam. Met al haar spullen."
Te dicht op elkaar
"Daar zeg je geen nee tegen, maar het is niet bepaald ideaal", geeft Greetje toe, net als Jelle Hendrik en Bert. "De situatie voelde zo uitzichtloos voor haar, een huis vinden is in deze tijd zo lastig. Terwijl ik ook wist dat het ook niet zou werken als ze te lang bij ons in huis zou wonen."
In het ouderlijk huis in Zevenhuizen was eigenlijk te weinig ruimte voor drie volwassenen met ieder hun eigen gewoonten. "Dan zit je te dicht op elkaar en ontstaan er irritaties. Vooral tussen mij en haar, maar mijn man had daar natuurlijk ook last van."
Greetje vond het lastig dat het ritme van haar en haar man zo verschilde met dat van hun dochter. "We ontbeten bijvoorbeeld vaak niet gezamenlijk, leefden een beetje langs elkaar heen op een gegeven moment. Misschien ook wel om botsing te voorkomen. Gezellig is anders. Je wil natuurlijk niet op je tenen lopen in je eigen huis."
Toch heeft ze ook positieve herinneringen aan die tijd. "Soms zaten we lekker samen in de tuin. Hadden we leuke gesprekken. Dat had vaker mogen gebeuren van mij."
Woning gevonden
Ongeveer een halfjaar is Greetjes dochter gebleven, daarna vond ze een huurhuis. "Helaas wel in de vrije sector, veel duurder dan een sociale huurwoning. Waardoor ze noodgedwongen nu al gaat samenwonen met haar nieuwe vriend, die in het midden van het land woont, best ver van ons vandaan. Dat vind ik best een ding."
Het gaat nu goed met haar dochter, ziet Greetje. Daar is ze blij om. "Het zorgt voor stress, als je ziet dat dat niet zo is." Haar advies voor andere ouders met thuiswonende kinderen? "Praat erover, als het even niet lekker loopt. En maak goede afspraken, kom die na. Ik denk dat je het dan langer volhoudt samen."