radio LIVE tv LIVE
meer NPO start

'Het rapport van minister Hennis over PX-10 deugt niet'

'Het rapport van minister Hennis over PX-10 deugt niet'

Na de recente uitzendingen over het kankerverwekkende wapenreinigingsmiddel PX-10 komt er meer en meer kritiek op een RIVM-rapport uit 2011 op basis waarvan claims van ziek geworden militairen worden afgewezen. Diverse binnenlandse en buitenlandse experts maken gehakt van het rapport en de gebruikte methoden.  Promovenda High Risk Politics Dieuwertje Kuijpers (VU) bestudeerde het RIVM-rapport en stelt dat het wetenschappelijk onvoldoende onderbouwd is. Onderstaande blog verscheen eerder op Oneworld.nl.

GASTBLOG – Nederlandse militairen hebben decennia lang moeten werken met het kankerverwekkende PX-10. Schandalig, vindt veiligheidsexpert en wetenschapper Dieuwertje Kuijpers, hoe minister Hennis van Defensie een rammelend rapport gebruikt om schadeclaims van militairen weg te wuiven. 

Duizenden militairen zeggen ziek te zijn geworden door het onbeschermd werken met kankerverwekkende wapenreinigingsolie PX-10. Vrijwel iedereen in de krijgsmacht, zowel beroepsmilitairen als dienstplichtigen, moest er vanaf de jaren vijftig tot medio jaren negentig mee werken.

Klinkklare onzin

Claims van ziek geworden militairen die hebben gewerkt met het giftige middel PX-10, worden door Defensie afgewezen op basis van een RIVM rapport uit 2011. Hierin wordt geconcludeerd dat een er geen associatie bestaat tussen het gebruik onbeschermde gebruik van PX-10 en bepaalde ziektebeelden (zoals leukemie) bij oud medewerkers van Defensie. De minister van Defensie, Jeanine Hennis, stelde dat er “geen direct causaal verband” bestaat. Klinkklare onzin.

Statistiek voor Dummies

Allereerst de claim van de minister. Elke eerstejaars student statistiek leert het verschil tussen associatie (correlatie) en causatie, vaak door middel van de gevleugelde zin “correlation is no causation”. Wat is het verschil en waarom maakt dit uit? Het rapport heeft gekeken naar de associatie, dus of twee variabelen een relatie met elkaar hebben. Dat is heel wat anders dan causatie, waarbij de onderzoeker kijkt welke kant deze relatie op gaat en of het een door het ander wordt veroorzaakt. Voorbeeld: zo kunnen kinderen die blowen later gemiddeld een slechtere baan hebben. Dit wil niet zeggen dat dit wordt veroorzaakt door het blowen. Het zou kunnen zijn dat zij blowen onder schooltijd, en dus door het spijbelen slechter presteren op school. Je zou dit kunnen controleren door deze groep te vergelijken met niet-blowende spijbelaars. Daarom is het heel knap dat de minister van Defensie zo snel is om een causale relatie uit te sluiten. Tegelijkertijd is het begrijpelijk zo snel mogelijk elke verantwoordelijkheid van je af te schuiven wanneer er mogelijke schadeclaims boven het departement hangen.

Ten tweede is er het nodige aan te merken op het rapport zelf. Het RIVM gebruikt een zogeheten life expectancy table, een bepaalde techniek voor survival analysis. Het RIVM heeft gekeken naar een groep militairen die hebben gewerkt met PX10 en deze vergeleken met een hypothetische groep gemiddelde Nederlanders die sterven aan PX10 gerelateerde ziektes, op basis van CBS gemiddelden. Uiteraard steggelen wetenschappers graag over methodes, zijn er altijd heerlijke discussies te voeren of er geen betere modellen bestaan om de hypothese te toetsen maar in principe is het geen heel raar idee om hiervoor een survival analysis te gebruiken. Hoewel de tabellen qua informatievoorziening “kaal” aandoen voor een politicoloog (mogelijk gelden in de public health – tak van academische sport andere regels voor rapporteren van resultaten), kun je er op het eerste gezicht van uit gaan dat de analyse zelf prima is uitgevoerd.

Een onderzoek is pas valide wanneer je daadwerkelijk meet wat je wilt weten

Toch is hiermee de kous allesbehalve af. Je kunt namelijk nog zo een mooie analyse draaien, als je aannames (en achterliggende ontwerp) niet kloppen zeggen deze resultaten vrij weinig. Met andere woorden: een analyse kan statistisch gezien kloppen, maar tegelijkertijd niet valide zijn. Het is bijvoorbeeld heel goed mogelijk om aan te tonen dat er een associatie bestaat tussen het aantal films die Nicholas Cage uitbrengt en het aantal mensen die verdrinken in een zwembad. Statistisch gezien een puike analyse, toch voelt iedere lezer direct aan zijn theewater dat wij er verder weinig aan hebben. En terecht: een onderzoek is pas valide wanneer je daadwerkelijk meet wat je wilt weten.

Dat is het grootste probleem van het RIVM-rapport: de opzet van het onderzoek deugt niet, waardoor het zeer lastig is om grootste conclusies (if any) aan de resultaten te verbinden.

Wetenschappelijk geflater

De groep militairen die zijn opgenomen in het onderzoek bestaat uit 23 militairen van de Koninklijke Marine die twee keer bijeen zijn gekomen in een focus group. Belangrijke vraag voor elk onderzoek: hoe kwamen de onderzoekers aan deze personen? Zo is er te lezen dat er ondanks herhaaldelijke pogingen vanuit de onderzoekers, het niet is gelukt militairen uit andere krijgsmachtonderdelen te betrekken bij het onderzoek. Dit suggereert dat er in ieder geval geen willekeurige steekproef is gehouden. De vraag die overblijft is of de militairen zijn voorgeselecteerd (door Defensie zelf) of dat zij zichzelf hebben aangemeld (en de deelnemers dus zichzelf hebben geselecteerd). Hoe dan ook: er is een selection bias. Als je hier als wetenschapper mee wordt geconfronteerd moet je het op zijn minst adresseren, en het liefst hier (1) een oplossing voor vinden of (2) een hele grote slag om de arm houden in je conclusies. Geen van beiden is het geval.

Tegelijkertijd is er een probleem met de omvang van de groep militairen: 23 militairen zouden representatief moeten zijn voor 1.7 miljoen militairen. Dit klinkt op zijn zachts gezegd magertjes, maar het probleem wordt groter wanneer je je beseft dat deze 23 militairen worden vergeleken met gemiddelden uit het CBS (op basis van 16 miljoen Nederlanders). Hierbij komen wij op het laatste belangrijke punt van kritiek: er is gekeken op groepsniveau. Dus een “groep militairen” is vergeleken met een hypothetische “groep gemiddelde Nederlanders”. Het is vreemd om groepen met elkaar te vergelijken, wanneer je juist geïnteresseerd bent wat de doorslaggevende factoren waren voor de militairen die ziek zijn geworden. Pas dan zou je kunnen concluderen of PX10 een van deze doorslaggevende factoren zou zijn geweest. Ook hier is de vraag: wordt er eigenlijk wel gemeten wat wij willen weten?

Schandalig dat dit rapport al vier jaar lang wordt gebruikt om schadeclaims van militairen weg te wuiven. 

De stelligheid van het RIVM rapport dat een associatie tussen PX-10 en ziekte onder militairen “essentially excluded” is opmerkelijk.  Schandaliger wellicht is dat wetenschappers hun primaire taak, namelijk kritische bevraging, opzij zetten uit angst Defensie als opdrachtgever te verliezen – zoals bleek uit een reportage van EenVandaag. Gooi daar nog eens de causale inferenties van onze minister van Defensie overheen en een zeer nare smaak in de mond blijft achter. Het is schandalig dat dit rapport al vier jaar lang wordt gebruikt om (mogelijk zeer gegronde) schadeclaims van militairen weg te wuiven. 

Onze militairen zijn bereid hun leven te geven, het minste wat wij als samenleving terug kunnen doen is er zeker van zijn dat de middelen die zij tot hun beschikking krijgen hen helpen te overleven in plaats van te sterven. 

Dieuwertje Kuijpers is promovenda High Risk Politics aan de VU

Wiki PX10

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.

Ontslagronde bij Tata Steel, maar kan Europa wel zonder eigen staalfabrieken? 'Nodig voor schepen en tanks'

Ontslagronde bij Tata Steel, maar kan Europa wel zonder eigen staalfabrieken? 'Nodig voor schepen en tanks'
Werknemers van Tata Steel aan het werk
Bron: ANP

Terwijl China en de Verenigde Staten met importheffingen naar elkaar gooien, is er slecht nieuws uit IJmuiden. Mede dankzij die importheffingen zit Tata Steel in zwaar weer. 1 op de 5 medewerkers gaat zijn baan verliezen. "Speelt al heel lang bij Tata."

Tata Steel heeft het, net als andere Europese staalbedrijven, al jarenlang moeilijk. De recente importheffingen van Amerikaanse president Donald Trump van 25 procent op Europees staal zijn maar een van de vele uitdagingen, ziet ook Ron Stoop, strategisch analist geo-economie aan het Haags Centrum voor Strategische Studies.

Concurrentie vanuit China

"Allereerst is er hele hoge concurrentie vanuit China op dit moment", legt hij uit. Dat komt volgens Stoop door het industriebeleid van China, daar wordt erg ingezet op de zogenaamde maakindustrie maar neemt de consumptie minder toe. Dus er wordt heel veel gemaakt in China terwijl de vraag niet enorm hoog is.

"Daardoor wordt er vanuit China heel veel staal geëxporteerd. Dat staal komt dus op andere markten terecht, waaronder de Europese." Dat goedkope Chinese staal drukt op de markt, legt Stoop uit, waardoor Europese staalbedrijven minder aantrekkelijk worden. "Er zijn toch veel bedrijven die gewoon staal kopen waar het het goedkoopst is."

Bekijk ook

Energieprijzen en investeringen

Maar ook binnen Europa zijn er grote ontwikkelingen, ziet de analist. "Ten eerste de hogere energieprijzen, als gevolg van onder andere de energiecrisis." Daardoor zijn Europese bedrijven die veel energie gebruiken, zoals de staalindustrie, veel duurder uit. "Die worden gewoon minder concurrerend."

De tweede ontwikkeling is volgens Stoop de energietransitie, staal moet op een groenere manier gemaakt worden. "Daarvoor zijn veel investeringen nodig. Daarbij is het ook zo dat groene productiemethoden op dit moment duurder zijn dan de traditionele methoden", legt hij uit. Bedrijven weten daarom volgens hem niet zeker of ze die grote investeringen gaan terugverdienen.

'Speelt al erg lang bij Tata Steel'

Medewerkers van Tata Steel zijn niet verrast dat er ontslagen vallen. "Dat is een verhaal dat eigenlijk al heel erg lang speelt bij Tata Steel", vertelt een logistiek medewerker. "We moeten natuurlijk naar groen staal toe en daar zijn gewoon impactvolle beslissingen voor nodig, dit is waarschijnlijk er weer één van."

Volgens een andere medewerker van het staalbedrijf moeten de Nederlandse regering en Europese beleidsvormers iets doen om het tij te keren voor Europese staalbedrijven. "China dumpt heel veel staal op de internationale markt. Ik denk ook dat de Europese staalindustrie gesubsidieerd moet worden om overeind te blijven."

Bekijk ook

'Is een algehele trend in Europa'

Voor Stoop is het ook geen verrassing dat Tata Steel met een ontslagronde komt. "Het is een trend, ook in Engeland zijn er staalbedrijven flink aan het snoeien in het aantal medewerkers", vertelt hij. "Je hebt ook andere Europese bedrijven die bepaalde groene staalinitiatieven nu aan het terugschroeven zijn."

Het verschilt volgens de analist enorm per bedrijf wat ze doen om geld te besparen. Zo kunnen bedrijven doorwerken maar geen nieuwe investeringen doen, mensen ontslaan, het bedrijf verplaatsen naar goedkopere plekken of sluiten.

Basisindustrie in Rotterdam

De vraag is hoe belangrijk het nog is dat we staalfabrieken hebben in Europa, want we kunnen het gewoon veel goedkoper halen uit China. Maar volgens Stoop is deze zogenaamde 'basisindustrie' nog steeds nodig. "Belangrijkste is dat die producten weer in andere industrieën verder gebruikt worden, zoals in de hightechindustrie."

Stoop legt uit dat die industrieën zich vaak vestigen waar ze die producten kunnen kopen, zoals in Rotterdam. "Er zijn ook allemaal hightech-bedrijfjes die om die basisindustrie heen zitten. Daar zie je het veel."

Bekijk ook

'Nodig voor schepen en tanks'

Een andere reden waarom Europa - vooral nu - volgens de analist staalfabrieken nodig heeft, is de herbewapening. "Want staal heb je nodig voor schepen en voor tanks. Zonder staal kun je eigenlijk bijna niet beginnen met het maken van defensieproducten."

"Stel je bent in oorlog met China, jij moet schepen maken en China zegt: 'Je krijgt geen staal meer van ons.' Dan heb je wel een probleem natuurlijk", legt hij uit.

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.

Huishoudens betalen 32 keer meer voor energie dan grote bedrijven, maar dat heeft een reden

Huishoudens betalen 32 keer meer voor energie dan grote bedrijven, maar dat heeft een reden
Bron: ANP

Huishoudens in Nederland betalen veel meer energiebelasting dan grote bedrijven. Dat verschilt vaak tientallen centen per kilowattuur. Hoe kan dat? "Als Nederland bedrijven zwaar zou belasten, verliezen we het internationaal."

Wat een huishouden uiteindelijk betaalt voor elektriciteit en gas bestaat niet alleen uit de prijs van de energie zelf. "Van de 29 cent per kilowattuur die je nu als consument betaalt, is ongeveer 12 cent belasting", legt energieprofessor aan de TU Eindhoven David Smeulders uit. "Daar komt ook nog btw bovenop."

Verschil in energiebelasting

Maar voor grootverbruikers ligt dat heel anders. "Zij betalen maar 0,3 cent belasting per kilowattuur", vertelt Smeulders. Dat verschil is enorm, zeker als je bedenkt dat huishoudens gemiddeld 3.000 kilowattuur per jaar gebruiken, terwijl grote industrieën ver boven de 10 miljoen kilowattuur uitkomen.

Machiel Mulder, energie-econoom aan de Rijksuniversiteit Groningen, ziet dat het verschil in energiebelasting tussen huishoudens en bedrijven kan oplopen tot 32 keer zo veel, bij gas 10 keer. Toch betalen bedrijven ook steeds meer. "De belasting voor bedrijven is de afgelopen jaren verhoogd", zegt Mulder. "Maar het verschil met huishoudens blijft groot."

Bekijk ook

Internationaal verliezen

De reden daarachter is simpel: internationale concurrentie. "Dit zijn nationale belastingen", legt Mulder uit. "Als je in Nederland de energiebelasting voor bedrijven verhoogt, zet je ze op achterstand ten opzichte van bedrijven in landen waar de belasting lager is."

"Als Nederland bedrijven zwaar zou belasten, verliezen we het internationaal", legt hij uit. "De energiebelasting is een nationale regeling, dus bedrijven kunnen elders goedkoper uit zijn." Daar komt bij dat veel grote bedrijven onder het Europese emissiehandelssysteem vallen. Ze betalen al voor hun CO₂-uitstoot, wat volgens de overheid een aanvullende belasting overbodig maakt.

Ook in andere landen

Ook in landen als Duitsland en Frankrijk zijn de verschillen tussen huishoudens en bedrijven groot, ziet Smeulders. "In Frankrijk betalen industriële gebruikers drie keer minder dan in Nederland. Duitsland zit er tussenin."

Daarnaast bestaan er in andere landen nog aanvullende kortingen voor bedrijven, zoals de zogenaamde indirecte kostencompensatie. Die regeling is in Nederland afgeschaft, maar in Duitsland en Frankrijk niet. "Dat kan tientallen procenten schelen."

info

Podcast

De rubriek 'Feit of Fictie?' is ook te beluisteren als podcast.

Relatief het meest

Hoe zit het dan met de Nederlandse burger? Die draagt relatief veel bij aan belastingen volgens Mulder. "Nederlandse huishoudens behoren tot de hoogste betalers van energiebelasting in Europa."

Maar er is ook een keerzijde, vertelt hij. "Huishoudens krijgen een vast bedrag per jaar terug. Dus als je weinig stroom of gas gebruikt, valt de belastingdruk mee."

Meer energiearmoede

Aan de andere kant, dreigen er wel extra kosten bovenop te komen de komende jaren. "We moeten miljarden investeren in het elektriciteitsnet", zegt Smeulders. "Die kosten worden via de netbeheertarieven doorberekend aan de consument."

Dat maakt de toekomst onzeker. "Als ook die tarieven stijgen, zullen steeds meer mensen in de problemen komen. Energiearmoede wordt dan een serieus probleem", waarschuwt hij.

Bekijk ook

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.

Ook interessant