Het is juli 1942. De opmars van het Duitse leger lijkt onstuitbaar. Aan het oostfront wordt het Rode Leger door de Nazi’s opgejaagd. En Rommels Blitzkrieg in Afrika verbijstert de geallieerden door haar snelheid en doelmatigheid. Niets lijkt de verovering van het olierijke Midden Oosten nog in de weg te staan. Als Rommels troepen zijn opgerukt tot in Egypte en aan het oostfront de Duitse troepen op het punt staan via de Kaukasus naar het zuiden te trekken, dreigt het Britse mandaatgebied Palestina in de tang te komen. De ruim 500.000 joden wacht een massamoord. Het SS Einsatzkommando onder leiding van de beruchte SS-Oversturmbahnfuhrer Walter Rauff is voor de taak aangewezen. En er wordt gerekend op steun van de lokale bevolking.
Een klein jaar eerder, op 25 oktober 1941, is het Adolf Hitler zelf die in het bijzijn van Nazi-kopstukken Heydrich en Himmler als eerste zinspeelt op de vernietiging van de Palestijnse Joden. ‘Het is goed dat de angst ons vooruitsnelt dat we de joden uitroeien. De poging een Joodse staat te stichten zal op een mislukking uitlopen.’
De uitspraak wordt door naoorlogse geleerden uitgelegd als retoriek, bedoelt om Arabische bondgenoten tevreden te stemmen. Hitler diende niet letterlijk genomen te worden. Van een dreigende vernietiging van de Palestijnse Joden was beslist geen sprake.
Deze these lijkt steeds meer onhoudbaar. De Duitse geleerden Klaus-Michael Mallmann en Martin Cuppers waren de eersten die die wisten bloot te leggen dat er duidelijke plannen waren de Joden in Palestina te vernietigen. Langzaamaan tekent zich af wat die plannen inhielden en worden steeds meer details bekend.
Aanvankelijk ziet Duitsland nauwelijks een rol voor zichzelf weggelegd in het Midden Oosten. Met de Italiaanse dictator Mussolini is afgesproken dat het Midden Oosten en delen van Noord Afrika tot de invloedssfeer van Italië moeten gaan behoren. De verovering wordt vrijwel geheel aan Italië overgelaten. De Italianen falen echter jammerlijk als ze oog in oog komen met de taaie, gedisciplineerde Britse troepen.
Begin 1941 grijpt Berlijn in en besluit luitenant generaal Erwin Rommel met een Pantserleger, het zogenaamde Afrikakorps, naar Tripoli te sturen om de gedemotiveerde Italianen bij te staan en te voorkomen dat het Afrikaanse front instort. Samen met vijf Italiaanse divisies vormt hij de befaamde Panzergruppe Afrika. Vanaf augustus 1941 zet hij met veel succes de tegenaanval in. Het brengt hem een klein jaar later tot El Alamein, niet ver van de Egyptische havenstad Alexandrie. Panzergruppe Afrika is dan nog hooguit een tiental dagmarsen verwijderd van het Britse mandaatgebied Palestina.
In het kielzog van Rommels Afrikatroepen bevindt zich een 36-jarige SS-kolonel met de naam Walter Rauff. Obersturmbahnfuhrer Rauff heeft zijn sporen verdiend aan het Oostfront als een van de centrale figuren in de massamoord op de Joodse gemeenschapen in Oost Europa. Als adjudant van SS-commandant Reinhard Heydrich is hij verantwoordelijk voor de levering van voertuigen en munitie aan speciaal geselecteerde eenheden, de einsatzgruppen, die de vernietiging van Joodse gemeenschappen tot taak hebben. In deze hoedanigheid heeft Rauff de supervisie over de ontwikkeling van speciale vrachtwagens waarvan de uitlaatgassen worden omgeleid naar het laadruim. De slachtoffers die zich hier bevinden stikken onderweg naar hun massagraf of komen om door koolmonoxidevergiftiging. De vrachtwagens vervoeren tussen de 25 en de 60 personen per rit. Als hij zich in juli 1942 bij de troepen van Rommel aansluit is hij al verantwoordelijk voor de dood van bijna 100.000 mensen.
Juist vanwege deze ‘verdiensten’ wordt Walter Rauff door Himmler zelf aangesteld om de massamoord op de Palestijnse Joden te leiden. Rauff stelt zeer zorgvuldig een kleine kerneenheid van 24 mensen samen: Zeven officieren en zeventien onderofficieren en manschappen moeten de systematische vernietiging in Palestina gaan leiden. Wat de zeven officieren gemeen hebben is dat ze allen een lange en toegewijde geschiedenis binnen de Nazi-beweging achter de rug hebben. Rauff heeft duidelijk werk gemaakt van de selectie. Het is opvallend dat de eenheid in de woorden van onderzoeker Mallmann “belachelijk klein” is. Mallmann zegt dat “de eenheid met vierentwintig man de massamoord niet had kunnen volbrengen. Later zouden nog versterkingen volgen.” En naast deze versterkingen wordt, net als in Oost Europa, gerekend op de helpende hand van ten minste een deel van de locale Arabische bevolking die onder Duitse leiding het vuile werk mag opknappen. Dit blijkt uit verschillende Duitse spionagerapporten. Zo schrijft Walther Schellenberg, de tweede man van de Duitse veiligheidsdienst SD in een rapport over de pro-Nazi houding van de Palestijnse bevolking. “De uitzonderlijk positieve houding van de Arabieren ten opzichte van Duitsers hangt voornamelijk samen met de hoop dat ‘Hitler zal komen’ om de Joden te verdrijven. Veldmaarschalk Rommel is uitgegroeid tot een legendarische persoonlijkheid. Het is dus zo dat de Arabieren vandaag de dag verlangen naar een Duitse invasie en herhaaldelijk vragen wanneer de Duitsers nu eindelijk komen. En ze zijn erg ontevreden dat ze geen wapens hebben.”
Daar komt nog bij dat een belangrijke moslimgeestelijk en leider van het Arabische Hoge Comité zich al sinds 1941 in Duitsland bevindt. De Moefti van Jeruzalem Haj Amin al Hoesseini is een erkende voorvechter voor de pan-Arabische zaak, rabiaat antisemiet en bewonderaar van Adolf Hitler. Al sinds 1933 spant de Moefti zich in om bij de Nazi’s in het gevlei te komen. Hun gemeenschappelijke vijanden zijn de Joden en de Britten. Hij vlucht in 1941 na een mislukte anti-Britse coup in Irak naar Berlijn waar hij zich inzet voor een pro-Palestijnse verklaring van Duitse zijde.
De moefti motiveert zijn voorliefde voor de Nazi’s als volgt: “Duitsland is het enige land dat de moed heeft gehad het Joodse Vraagstuk aan te pakken. Dat wekt natuurlijk de interesse van de Arabische wereld. Tot op heden heeft ieder voor zich dit (het Joodse) Gevaar bevochten. Vanaf nu bevechten we het gezamenlijk.”
De Duitsers geven hem een belangrijke rol in het propagandaoffensief dat de Arabische geesten rijp moet maken om in opstand te komen tegen de geallieerden. Via de korte golf houdt Haj Amin de Arabische bevolking voor dat “de Joden de onverzoenlijke vijanden zijn van de moslims, samen met hun bondgenoten de Britten, de Amerikanen en de Bolsjewieken.” Het resulteert in een bijna mythisch geloof in het kunnen van Nazi-Duitsland. SD-chef Schellenberg verwoordt het als volgt: “De Arabieren hebben een onwrikbaar geloof in de Duitse overwinning. De Duitse kortegolf uitzendingen worden slechts beluisterd door een beperkt aantal mensen. Maar de inhoud vindt al snel zijn weg onder het Arabische volk. Het wordt vervolgens zozeer op een Oriëntaalse manier overdreven en opgeblazen dat het oorspronkelijke bericht nauwelijks kan worden herkend.”
Over de precieze wijze waarop de Palestijnse holocaust moest plaatsvinden is weinig bekend: “Waarschijnlijk zou het in een meer militaire vorm zijn afgehandeld dan in Europa, aangezien de Palestijnse Joden bewapend waren. Het zou tot grootschalige gevechten zijn gekomen, hoofdzakelijk tussen Arabieren en Joden.” aldus onderzoeker Mallmann.
De Arabieren zouden het vuile werk dus moeten opknappen, terwijl de SS de massamoord in ‘goede’ banen zou leiden. Het is de methode die Rauff later in Tunesië probeert toe te passen.
Nadat het Duitse offensief bij El Alamein definitief tot staan wordt gebracht keert SS-obersturmbahnfuhrer Rauff terug naar Berlijn. Zijn einsatzkommando wordt echter niet ontbonden, maar wordt in november 1942 met 100 man versterkt en naar Tunesië gestuurd. Zijn opdracht is duidelijk; de vernietiging van de Noord Afrikaanse Joden. Direct na aankomst gaat Rauff over tot maatregelen tegen de joden en organiseert hij een stelsel van werkkampen waarin duizenden locale Joden worden tewerkgesteld.
In een volgende fase zouden volgens de Duitse militairgouverneur Rudolph Rahn onder de locale bevolking “plunderingen van Joodse winkels worden gestimuleerd, anti-Joodse protesten georganiseerd en pogroms op touw worden gezet.” Voorwaarde is wel dat de Duitse troepen op zijn minst de Algerijnse grens moeten hebben bereikt, omdat anders de onrust een gevaar zou kunnen opleveren voor militaire operaties. Het komt niet zover. Het geallieerde offensief aan het eind van 1942 eist alle aandacht van de Duitsers op, waardoor het ‘Joodse Vraagstuk’ op de tweede plaats komt. Begin mei 1943 wordt Tunesië bevrijdt. Door de oprukkende geallieerde troepen wordt de totale vernietiging van de Tunesische Joden voorkomen. Toch is de gemeenschap zwaar getroffen. In de werkkampen verliezen 2500 Tunesische Joden het leven.
De korte periode van de Duitse bezetting in Tunesië geeft een indicatie van de plannen die het had met de Palestijnse Joden. In beide gevallen wordt het noodlot door geallieerde overwinningen gekeerd. De slag bij El Alamein, de geallieerde invasie in Noord Afrika en het vastlopen van het offensief in de Sovjet Unie zetten een streep door de Duitse plannen in het Nabije Oosten. Walter Rauffs einsatzkommando krijgt niet de kans om haar taak te volbrengen zoals dat eerder in Oost Europa wel was gelukt. De 500.000 joden in Palestina ontspringen op een haar na de dans. Het verhaal van hun vernietiging is daardoor in de woorden van Mallmann “een geschiedenis die nooit heeft plaatsgevonden.”
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.