radio LIVE
meer NPO start

De kloof tussen flex en vast

Nulurencontracten, payrollen, zzp'en en uitzendbanen: Nederland is in Europa koploper in flexibele contracten. Het krijgen van een vast contract is lang niet altijd meer vanzelfsprekend. Maar is die flexibiliteit voor iedereen wel gewenst? Hebben flexwerkers het minder comfortabel dan werknemers met een vast contract? En kunnen we eigenlijk nog wel terug?

De flexibilisering vindt zijn oorsprong in de jaren '90. Tot die tijd heeft het merendeel van de werknemers een vast contract. Op dat moment geen probleem, want economisch gaat het Nederland voor de wind.

Het vaste contract wordt door werkgevers tegenwoordig veelal als een knellend korset ervaren, omdat het gepaard gaat met veel verplichtingen zoals het twee jaar doorbetalen bij ziekte. Ook het ontslaan van een werknemer is erg lastig.

De kabinetten van toen wijzigen niets aan het systeem, dus zoeken werkgevers zelf naar alternatieven; zie hier de opkomst van flexibele contracten. Vooral in de zorg, het onderwijs en de Publieke Omroep wordt er veelvuldig gebruik van gemaakt. Werknemers worden voor een bepaalde periode ingehuurd, de werkgever heeft minder kosten aan sociale zekerheid en kan makkelijk een tijdelijke kracht inhuren of weer laten gaan.

Op dit moment hebben van alle werkende Nederlanders er ruim 5 miljoen een vaste baan. Bijna 3,3 miljoen hebben een flexcontract of zijn zelfstandige. De meeste mensen met een flexcontract zijn laag opgeleid. In de afgelopen tien jaar nam het aantal werkenden met een vast contract met ongeveer een half miljoen af en het aantal flexibele contracten nam in dezelfde periode met een miljoen toe.

De vakbonden zijn geen voorstander van het flexcontract. Volgens hen trekken de werknemers aan het kortste eind. Ze hebben nul zekerheid en bouwen geen pensioen op. In het slechtste geval verliezen ze hun vaste aanstelling en worden ze opnieuw ingehuurd als tijdelijke kracht voor dezelfde baan. In hun ogen is het op lange termijn ook niet goed voor het bedrijf omdat de kennis verloren gaat. Tijdelijke krachten komen en gaan en met hen ook de opgedane kennis en kunde.

Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken vindt dat de flexibilisering is doorgeschoten en wil dit aanpakken in zijn Wet Werk en Zekerheid (WWZ). In deze wet uit 2015 wordt het ontslagrecht versoepeld en een tijdelijke werknemer heeft na twee jaar recht op een vast contract.

De wet kan in de Tweede Kamer op weinig steun rekenen en de kans is groot dat de wet met het aantreden van het nieuwe kabinet sneuvelt.  Ook werkgevers zoeken naar mazen in de wet door tijdelijke werknemers net voor het verstrijken van het tweede jaarcontract geen verlenging aan te bieden en dus de vaste aanstelling niet aan te gaan.

Voorstanders van flexcontracten zien de vaste aanstelling van toen als schijnzekerheid. Als voorbeeld noemen ze warenhuis V&D of de ‘oude industrieën’. Daar werkte men veelal in vaste dienst, maar als het bedrijf in zwaar weer verkeert, biedt de vaste baan geen enkele zekerheid. Ook zou het de doorstroming en vernieuwing binnen een bedrijf bemoeilijken.

Margo van ’t Hof komt uit een echte onderwijsfamilie. Haar opa was onderwijzer, haar vader is wiskundeleraar op een havo/vwo-school en ze heeft zelf ook gekozen voor een baan in het onderwijs.

Maar haar baan en die van haar vader en opa is een verschil van dag en nacht. Waar haar vader Ad nog zonder problemen een vast contract kreeg, werkt Margo op flex-contracten. Nu werkt ze 3 maanden als invalkracht voor een zwangere leerkracht, maar na februari is haar toekomst onzeker. Ze staat ingeschreven op 20 scholen en staat geregeld maar 1 dag voor een klas. De namen van de leerlingen uit haar hoofd leren is de moeite niet.

Soms wordt het voorgesteld als de nieuwe werkelijkheid: geen vastigheid, veel wisselen van werkgever. Maar niet iedereen is daar zo blij mee. Margo bijvoorbeeld ziet het niet zitten om zo de rest van haar leven door te gaan.

Is er echt sprake van een kloof tussen mensen met een vast contract en flexwerkers? Volgens Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom van het CBS, is het meer een uitvloeisel van andere zaken zoals bijvoorbeeld opleiding. Er is natuurlijk de zelfgekozen zzp’er die helemaal gelukkig is met die werkvorm.

Maar een grote groep heeft wel de voorkeur voor een vast contract. Het krijgen van een hypotheek voor het kopen van een huis is vaak moeilijker met een flexcontract en de pensioensvoorzieningen en arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen zijn onzekerder. 

Volgens arbeidsmarktdeskundigen moet de oplossing gevonden worden in een tussenvorm. Geen baan voor het leven, maar ook geen reeks van korte contractjes.


Serie 'De Kloof'

Als we naar de discussies kijken in opmaat naar de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart, lijkt het alsof Nederland is verdeeld in allerlei eilanden.

Er wordt gesproken van tweedelingen zoals die tussen lager- en hoger opgeleiden. EenVandaag besloot uit te zoeken: bestaan deze kloven daadwerkelijk? Zo ja, langs welke scheidslijnen tekenen ze zich af? Wordt die kloof ook zo ervaren? En is het erg eigenlijk, als er een kloof is?

De volgende vijf thema’s komen uitgebreid aan bod: de tweedeling tussen jong en oud, allochtoon en autochtoon, flexwerkers en werknemers met een vast contract, stedelingen en plattelandsbewoners en lager- en hoger opgeleiden.


Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.

Als we naar de discussies kijken in opmaat naar de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart, lijkt het alsof Nederland is verdeeld in allerlei eilanden. Er wordt gesproken van tweedelingen zoals die tussen lager- en hoger opgeleiden. EenVandaag besloot uit te zoeken: bestaan deze kloven daadwerkelijk? Zo ja, langs welke scheidslijnen tekenen ze zich af? Wordt die kloof ook zo ervaren? En is het erg eigenlijk, als er een kloof is? De volgende vijf thema’s komen uitgebreid aan bod: de tweedeling tussen jong en oud, allochtoon en autochtoon, flexwerkers en werknemers met een vast contract, stedelingen en plattelandsbewoners en lager- en hoger opgeleiden.

Wat de nieuwe migratieplannen van de EU betekenen voor uitgeprocedeerde asielzoekers

Uitgeprocedeerde asielzoekers zouden de Europese Unie echt moeten verlaten: dat is de inzet van nieuwe plannen van de Europese Commissie. Maar hoogleraar migratie Arjen Leerkes is kritisch. "Voor een deel gaat het ook om beeldvorming."

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.

Waarom de ene persoon gevoeliger is voor PTSS dan de andere

Waarom de ene persoon gevoeliger is voor PTSS dan de andere
Hulpdiensten sluiten een plaats delict in Zwijndrecht af na een schietpartij
Bron: ANP

Waarom krijgt de een na een schokkende gebeurtenis posttraumatische stress en de ander niet? Radboud Universiteit deed hier samen met de Nationale Politie onderzoek naar.

Mishandeling, een zwaar ongeval of oorlog, dit zijn enkele voorbeelden van situaties die kunnen leiden tot een posttraumatisch stresssyndroom (PTSS). In Nederland krijgen jaarlijks 400.000 mensen de diagnose. Maar de een is hier gevoeliger voor dan de ander, blijkt uit onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen.

Uniek onderzoek naar PTSS

Aan het onderzoek van de universiteit deden ruim 200 beginnende agenten mee. Volgens neurowetenschapper en een van de onderzoekers van de studie Linda De Voogd is dit uniek. "Er zijn weinig onderzoeken gedaan waarbij de deelnemers nog geen dingen hebben meegemaakt of geen PTSS-klachten hebben", vertelt ze.

En voor een goede meting moet je er juist bij zijn voordat iemand een traumatische ervaring meemaakt, weet de onderzoeker. "Ook richtten vorige studies zich vooral op kleinere onderzoeksgroepen en militairen."

Bekijk ook

Wel of niet schieten

Tijdens het onderzoek moesten de agenten onder een MRI-scan een schietopdracht doen. "Om de spanning op te bouwen moesten de deelnemers een poppetje in de gaten houden. Het poppetje kon een geweer of een telefoon uit zijn zak pakken", gaat De Voogd verder. En op basis daarvan moesten de agenten een keuze maken: wel of niet schieten.

"Bij het pakken van het geweer, moesten de agenten op het poppetje schieten. Bij het pakken van de telefoon, moeten ze niks doen. Dat was dan de veilige situatie," vertelt De Voogd. "Bij een foute keuze kregen de agenten een elektrisch schokje. De schok doet niet echt pijn, maar het is wel vervelend. Er stond dus wel iets op het spel."

Actieve amygdala

Het uitvoeren van de oefening stimuleert hersenactiviteit, vooral in de amygdala. "Dat is een gebied in de hersenen dat betrokken is bij het verwerken van informatie en het detecteren van dreiging", legt De Voogd uit.

Anderhalf jaar na de MRI-scan moesten de onderzochte agenten terugkomen naar de universiteit. "Uit de studie blijkt dat agenten met een hyperactieve amygdala vaker kampen met de symptomen die passen bij PTSS", vertelt De Voogd. "Mensen met een actievere amygdala hebben dus meer kans op het ontwikkelen van PTSS na het meemaken van trauma."

Bekijk ook

Nachtmerries en overprikkeld

Voormalig politieagent Maaike Zegers heeft te maken gehad met zo'n trauma. "Tijdens mijn werk kreeg ik steeds vaker een onveilig gevoel en wilde ik niet terug naar bepaalde plekken", vertelt ze.

"In het begin dacht ik: dat is logisch en dit hoort nou eenmaal bij mijn baan. PTSS was ook geen onderwerp dat destijds bij de politie besproken werd. Maar mijn klachten gingen van kwaad tot erger: nachtmerries, overprikkeld en een extreem kort lontje. Na enige tijd kwam ik thuis te zitten en startte ik met intensieve traumaverwerking."

'Donkere wolk ging weg'

"Inmiddels gaat het mentaal goed met mij en ik werk niet meer bij de politie", vertelt ze. Ze schreef een paar jaar geleden het boek 'Een kast vol', om families te helpen om met PTSS om te gaan. "Juist door het woord 'PTSS' in huis te halen, ging de donkere wolk weg. Dat was verhelderend."

Zegers was geen onderdeel van het onderzoek van de Radboud Universiteit, maar juicht dit soort studies erg toe. "Als ik van tevoren had geweten dat ik misschien een hoger risico had op PTSS, dan had ik nog steeds het vak gekozen. Ik heb bij de politie ook een hele fijne tijd gehad."

Eén stukje in een grote puzzel

Met de studie probeert de onderzoeker preventief te kijken naar PTSS en mensen zoals Maaike Zegers te helpen.

"Met dit onderzoek zijn er wellicht mogelijkheden om beter om te gaan met trauma of aversieve gebeurtenissen. In de hoop om de kans op PTSS te verkleinen, ook voor andere beroepen buiten de politie,'' zegt De Voogd. "Maar de studie is slechts één stukje in een grote puzzel."

Bekijk ook

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.

Ook interessant