
Waarom de AOW- en pensioenleeftijd van elkaar kunnen verschillen en hoe je financiële problemen voor kunt zijn
De AOW-leeftijd en de pensioenleeftijd zijn niet hetzelfde. Op dit moment is de AOW-leeftijd 67 jaar, en de pensioenleeftijd die pensioenfondsen hanteren 68 jaar. Dat zit zo.
We hebben in Nederland drie verschillende pensioenpotjes: dat van de overheid (AOW), dat van werkgevers (ondergebracht bij pensioenfondsen of verzekeraars) en eventueel het potje dat je zelf hebt gespaard. Op AOW - een afkorting van Algemene Ouderdomswet - heeft iedereen die in Nederland heeft gewerkt of gewoond recht.
AOW-leeftijd
In de wet staat dat iedereen vanaf de AOW-leeftijd een uitkering krijgt. De hoogte is afhankelijk van je woonsituatie en of je ook in het buitenland hebt gewerkt. De hoogte van de AOW-leeftijd wordt 5 jaar van tevoren bepaald door de regering. Dit gebeurt op basis van de leeftijdsverwachting, vertelt bijzonder hoogleraar fiscaal pensioenrecht aan de Vrije Universiteit Herman Kapelle.
"Als de levensverwachting stijgt, stijgt ook de AOW-leeftijd. Dat gaat in stappen van 3 maanden. De AOW-leeftijd is nu vanaf 2028 67 jaar en 3 maanden. De levensverwachting stijgt niet meer zo hard, maar als dat wel gebeurt kan het 67 jaar en 6 of 9 maanden worden."
Basisuitkering
"De hoogte van de AOW-uitkering verschilt per leefvorm", zegt emeritus hoogleraar sociaal recht aan de Universiteit Utrecht Frans Pennings. "Als je met iemand samenwoont, op welke manier dan ook, dan krijg je het bedrag van een gehuwde. En dat is lager dan wanneer je in je eentje woont."
Op dit moment is de volledige AOW zonder loonheffingskorting voor een alleenstaande 1497,77 euro netto per maand. Voor getrouwde of samenwonende mensen komt het neer op maandelijks 1024,62 euro netto per persoon. Dat is voor de meeste mensen niet genoeg om van rond te komen, zegt Pennings. "Meestal is het noodzakelijk om een AOW-uitkering te hebben én een aanvullend pensioen."
Aanvullend pensioen
Om die reden maken veel werknemers gebruik van een aanvullende pensioenregeling via hun werkgever. Dit is meestal afgesproken in de arbeidsovereenkomst en gaat in vanaf de zogenoemde pensioenrichtleeftijd.
Die is van belang voor de vraag hoeveel pensioen kan worden opgebouwd bij een pensioenfonds. "De premies voor het opgebouwde mag de werkgever aftrekken van het brutoloon. De pensioenrichtleeftijd is dus wel een belangrijke", zegt Pennings. Al kan deze wel verschillen van de pensioenleeftijd.
'Gecompliceerde toestand'
"De pensioenrichtleeftijd stijgt in stappen van 1 jaar. Dat is voor het laatst gebeurd in 2018. Toen ging de leeftijd van 67 naar 68 jaar. Dat hebben ze gedaan om ervoor te zorgen dat de pensioenuitvoerders niet elke keer met 3 maanden hoeven op te hogen, maar in één keer met 1 jaar", zegt Kapelle.
"Dan zijn ze er weer een tijdje vanaf, want het is een ontzettend gecompliceerde toestand. Alle pensioenregelingen moeten daarop aangepast worden. Dat is een politieke afweging geweest."
Meestal geen verschil
De meeste mensen merken daar niets van. "Doorgaans is het de AOW-leeftijd die telt. Het is in Nederland het enige moment waarop werkgevers de arbeidsovereenkomst zonder toepassing van ontslagbepalingen kunnen laten beëindigen", legt Pennings uit.
"Bijna alle werknemers hebben in hun contract staan dat het dienstverband eindigt op de AOW-leeftijd. Het pensioen van het pensioenfonds is hier ook op afgestemd."
Lagere pensioenleeftijd
"In de meeste gevallen is er geen verschil tussen de AOW-leeftijd en de pensioenleeftijd", zegt ook Pennings. Maar er zijn uitzonderingen. "Pensioenregelingen mogen zelf bepalen wat de pensioenleeftijd is. Deze kan lager liggen dan de AOW-leeftijd. Dat heeft meestal te maken met de aard van de functie. Bij militairen en piloten is de pensioenleeftijd bijvoorbeeld lager dan de AOW-leeftijd."
In dat geval moet de periode tot de AOW-leeftijd worden overbrugd. "Als je eerder dan de AOW-leeftijd het pensioen toekent, moet je als pensioenfonds een inkomensvoorziening hebben voor een compleet bedrag. Dus dat is wel kostbaar."
Korter of langer blijven werken
Eerder met pensioen gaan dan de pensioen- en de AOW-leeftijd kan ook. "Dan wordt het pensioen iets gekort, want als je het eerder in laat gaan, moet het over een langere periode uitgesmeerd worden", zegt Kapelle. Het AOW-pensioen kan niet eerder worden opgenomen.
Daarnaast is het omgekeerde ook mogelijk. "Het tegenovergestelde gebeurt bij mensen die nog niet met pensioen willen, maar dan op individuele basis", zegt Pennings. "Die kunnen blijven werken, en ontvangen dan naast hun inkomen uit werk ook AOW." In dat geval kunnen ze ervoor kiezen om (een deel van of hun hele) aanvullende pensioen vanaf de pensioenleeftijd van hun pensioenfonds te ontvangen. Of hun pensioen uit te stellen. In dat geval wordt de uiteindelijke pensioenuitkering iets hoger.