
Nieuw is goed. Toch?
Kortgeleden vroeg een studente journalistiek mij telefonisch hoe zeer de nieuwe media invloed hebben op presidentsverkiezingen. Niet veel, was mijn antwoord, waarop een teleurgestelde studente aan de andere kant van de lijn te horen was. Weg interview, dacht ze.
Natuurlijk kon haar nog wel vertellen dat er best gebruik wordt gemaakt van de nieuwe media, met name internet. Het is alleen niet zo spectaculair. Fondsenwerven gaat sinds het internet eenvoudiger dan daarvoor. En omdat de kandidaten er steeds beter in slagen om al die individuele kiezers te bereiken, via virtuele bijeenkomsten en via digitale nieuwsbrieven, zal de drempel om een campagne financieel te steunen voor die individuele kiezers een stuk verlaagd zijn. Dat neemt niet weg dat het grote geld nog altijd op conventionele manier (de boer op, fondsenwerfactiviteiten ontplooien) wordt binnengehaald. En dat zal niet van de ene op de andere dag verdwenen zijn.
Maar het fondsenwerven en het verzamelen van fans via internet is een ontwikkeling van in ieder geval al vier jaar geleden. Dat was ook de tijd van de weblogger. Die werden toen voor het eerst zelfs officieel uitgenodigd om de nationale partijconventies bij te wonen. Als een soort alternatieve pers. Dat ze de meeste tijd doorbrachten met het schrijven over hoe druk het wel niet was op de conventie en dat ze afgevaardigde x uit staat y hadden gesproken, deed toen weinig af aan de opwinding.
Vier jaar verder zijn we een stapje verder met de deugden van het internet. Sites als YouTube bestonden nauwelijks vier jaar geleden, dus de campagnes duiken er pas dit jaar echt op. Dat leidt tot kandidatenkanalen op YouTube, en MySpace- en FaceBook-pagina's van de kandidaten, in de hoop nóg een platform te vinden waarop men de kiezer kan bereiken (even terzijde: grootste risico dit jaar? Iedere gek kan een kwalijk gemonteerd filmpje over een kandidaat online zetten (kost vrijwel niets) en de traditionele media duiken er op als aasgieren, bang om de digitale boot te missen. Afzender onbekend. Potentiële beschadiging voor de kandidaat huizenhoog).
En dan waren er de door de media – OK, vooral CNN – bejubelde YouTube/CNN-debatten met de Democratische en Republikeinse kandidaten. Een revolutie? Nee hoor, meer een ludieke vorm van het inmiddels bekende format van de town hall meeting. De vragenstellers zaten niet op de tribune, maar mochten, het liefst uitgedost als redneck of sneeuwpop, hun vragen via YouTube stellen aan de kandidaten. Selectie van de vragen bleef traditioneel in handen van de organisatie, in dit geval van CNN. Kregen we toch nog gewoon een braaf debat te zien.
Kortom: de nieuwtjes die internet ons bracht in deze campagne zijn vooral aardige speeltjes, die niet noodzakelijk tot iets leiden. Hillary Clinton was een paar maanden geleden heel interactief bezig toen ze de bezoekers van haar site uitnodigde om haar campagnelied te kiezen. Toen bleek dat dat een fijn nummer van Celine Dion werd, stelde ik vast: en hier verliest Hillary Clinton de verkiezingen. Dat heeft ze niet gelezen, maar volgens mij dacht ze het wel. Want wat hoort u als u een van haar campagnestops bijwoont? An American Girl van Tom Petty (hoe toepasselijk) en vaak ook Every little Thing She does is Magic van The Police. Want sommige dingen kan je je publiek niet aandoen, ook al heeft datzelfde publiek er schijnbaar voor gekozen. Hillary weet hoe democratie werkt.
Historicus Marc van Gestel schrijft sinds 2003 elke werkdag zijn weblog over de Amerikaanse presidentsverkiezingen vol: www.amerikalog.com