Twee keer zoveel kinderen zouden een spraakstoornis hebben als ADHD. Dat zei docent spraak- en taalontwikkelingsstoornissen Anniek van Doornik in het AD. Maar klopt dat wel? Volgens experts ligt het anders.
Vaste getallen vinden blijkt best lastig. Dat komt omdat niet iedereen die klachten heeft ook een diagnose krijgt. Toch weet bijzonder hoogleraar taalontwikkelingsstoornissen, Constance Vissers, wel wat de schattingen zijn. "Bij jonge kinderen krijgt zo'n 5 tot 7 procent een diagnose van een taalontwikkelingsstoornis." Maar dat is niet het hele verhaal. "Wat we zien is dat bij kinderen en volwassenen boven de 12 jaar nog zo'n 1 procent de stoornis heeft."
Wanneer is het een stoornis?
Mensen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) hebben moeite met taal. "Ze hebben minder woorden om te spreken en om te denken. En ze gebruiken de woorden die ze kennen minder goed", vertelt Vissers. "Maar het is een spectrumstoornis. De een zal heel veel last hebben, terwijl je het bij de ander bijna niet merkt."
"Daardoor blijft hun wereld kleiner dan die van leeftijdsgenoten en zijn ze kwetsbaar in sociaal-emotioneel opzicht." Voor ouders kan het soms lastig zijn om te zien of hun kind last heeft van een stoornis of dat zij simpelweg iets achterlopen. "Zeker in de peuterleeftijd", zegt Vissers.
Achterstand wegwerken
Toch wordt de diagnose regelmatig op jonge leeftijd gegeven en een traject gestart om het kind te behandelen. "We zien, denk ik, dat de kinderen die écht een ontwikkelingsstoornis hebben overblijven", zegt Vissers.
"De kinderen die zoveel profijt hebben van zorg en onderwijs dat hun taal toch zich weer goed ontwikkeld, dat zijn de kinderen die een achterstand hadden. En bij wie dus geen sprake is van een stoornis."
Teveel diagnoses
Bij ADHD speelt er een ander probleem, vertelt hoogleraar neurologische ontwikkelingsstoornissen Nanda Rommelse. "Het getal dat vaak wordt genoemd is 5 procent. Maar dat is kort door de bocht." Dat heeft verschillende oorzaken. Zo worden jongens vaker gediagnosticeerd dan meisjes, en zijn vooral basisschoolleerlingen degenen die de diagnose krijgen.
Daar komt nog bij dat de criteria voor ADHD de laatste jaren verruimd zijn. "Daardoor vallen nu meer mensen onder de diagnose. Het klassieke beeld van ADHD is dat iemand zijn gedachten en gedrag niet meer onder controle kan krijgen. Dat uit zich vaak in impulsief gedrag en drukte. Maar sinds de verruiming zijn er ook mensen die die diagnose krijgen, terwijl zij daar niet aan voldoen", vertelt Rommelse.
Vergelijking lastig
Dat levert dan ook het moeilijkste probleem op: hoe vergelijk je de twee als de hoogleraren zelf al aangeven dat diagnoses niet sluitend zijn? "Het aantal mensen dat ADHD heeft waarbij het echt levenslange problemen oplevert, ligt een stuk lager dan het totaal. Zij ervaren nadeel van de hoeveelheid diagnoses en worden minder serieus genomen", zegt Rommelse. Vissers vult aan dat voor TOS corona een aanvullend probleem oplevert. "Nu met corona verwacht ik dat het aantal kinderen dat een taalachterstand heeft groter is. Maar ik denk dat zij dat ook wel weer inhalen."
Toch lijkt het er wel op dat de oorspronkelijke uitspraak - twee keer zoveel kinderen met spraak- en taalstoornissen als ADHD - iets te kort door de bocht is. Volgens experts zijn het er eerder evenveel. Maar hoeveel kinderen precies last hebben van een van beide stoornissen, dat blijft onduidelijk.
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.