Twee Russische bommenwerpers die Nederland naderden werden gisteren onderschept door Belgische en Britse straaljagers. De Russen claimen zich aan de internationale regels te hebben gehouden. Niet waar, zeggen experts. En dat weten de Russen ook heel goed.
De bommenwerpers van het type Toepolev TU-142 Bear F, die ook als verkenningsvliegtuigen worden ingezet, werden onderschept toen ze maandagochtend boven de Noordzee het Nederlandse luchtruim naderden. De persdienst van de Russische Noordelijke vloot gaf een verklaring aan persbureau Tass: "De vlucht duurde ongeveer 11 uur en werd uitgevoerd in strikte overeenstemming met de internationale regels voor het gebruik van het luchtruim."
Geen transponder? De Russen
Maar die regels werden lang niet allemaal opgevolgd. Volgens internationale afspraken moeten vliegtuigen een transponder aan hebben staan: een apparaatje dat een vooraf afgesproken unieke code afgeeft. Met dat signaal kan de luchtverkeersleiding een vliegtuig identificeren.
De Russen hebben die transponder eigenlijk nooit aanstaan, vertelt vliegtuigdeskundige aan de TU Delft, Joris Melkert. "Dat is zo standaard geworden, dat wanneer een militair vliegtuig zonder transponder wordt getraceerd, men weet: o, daar heb je vast de Russen weer."
Kat-en-muisspel
Hoe konden de vliegtuigen dan wel worden gespot? "De gewone radar pikt de toestellen nog steeds op, vandaar dat ze wel werden opgemerkt", legt Melkert uit. Volgens hem zoeken de Russen met dit soort acties de grenzen op: "Het is eigenlijk een soort kinderachtig kat-en-muisspel."
Volgens defensiespecialist van het Haags Centrum voor Strategische studies Peter Wijninga willen ze twee dingen met dit soort vluchten bereiken. Ten eerste: laten zien dat ze er zijn. "Je merkt dat als de Russen problemen hebben met bijvoorbeeld onderhoud, dit soort vluchten afnemen of helemaal stil komen te vallen."
We worden afgeluisterd
Daarnaast willen ze weten hoe snel er gereageerd wordt op zo'n vlucht. "Daarvoor hebben ze allemaal afluisterapparatuur aan boord", zegt Wijninga. Daarmee leiden ze informatie af over ons paraatheidsniveau. Gisteren bleek het daar wel goed mee te zitten, uit de snelheid waarmee Britse en Belgische straaljagers reageerden.
De bommenwerpers kwamen niet in het Nederlandse luchtruim. Ze bleven op tenminste 200 mijl, ongeveer 370 kilometer, afstand ten noorden van Texel. Wel kwamen ze in het verantwoordelijkheidsgebied van de NAVO: daarom gingen de Britten en Belgen erop af.
Dienst afgewisseld met de Belgen
Waarom we zelf niet gingen? "We hebben een 'quick-reaction-alert' groep, waarbij Nederland en België om de beurt het luchtruim van de Benelux bewaken. Dit keer waren de Belgen aan de beurt", weet Joris Melkert. Nadert een vliegtuig het luchtruim, dan gaan de straaljagers van dienst naast het gespotte vliegtuig hangen.
"Met handgebaren wordt de piloten vervolgens duidelijk gemaakt dat ze moeten weggaan. Als we de Russische radiofrequentie al hadden geweten, dan hadden ze waarschijnlijk toch niet geantwoord." Die handgebaren zijn internationaal afgesproken. Melkert moet lachen als hem gekscherend wordt gevraagd of het handgebaar voor 'weg uit dit luchtruim' een opgestoken middelvinger is. "Dat weet ik niet! Het lijkt me niet."
Geen consequenties
Dit soort Russische vluchten worden niet alleen bij ons in de buurt uitgevoerd. Ook vlakbij de Verenigde Staten proberen ze uit te vinden hoe ver ze kunnen gaan. "Ze delen speldenprikjes uit", zegt Melkert.
De Russen gaan nooit het luchtruim van een ander in, maar buigen snel af voor ze er zijn. Op de provocaties worden ze niet aangesproken, vertelt Peter Wijninga: "Alleen als er gevaarlijke situaties ontstaan, bijvoorbeeld bijna-botsingen met het civiele vliegverkeer."
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.