In 2005 werd Nederland gevraagd bij te dragen aan de missie in het zuiden van Afghanistan. Op dat verzoek werd niet onvoorwaardelijk ja gezegd, maar om politieke overwegingen werd daaraan een termijn van twee jaar verbonden. Twee jaar later werd ook met de verlenging tot 2010 ingestemd, maar daarna moest het echt afgelopen zijn. Wij veronderstelden niet dat de missie dan klaar zou zijn, maar omdat wij vonden dat anderen het dan moesten overnemen.
Nu na vier jaar Nederlandse betrokkenheid is er in Uruzgan veel bereikt. Maar er is ook een hoge prijs betaald en stabiel is het nog allerminst. Waarom zouden we er blijven?
De discussie om te blijven of te vertrekken kent veel facetten: bij vertrek zouden de gesneuvelde soldaten voor niets het leven hebben gelaten; de Taliban zou terugkomen; Defensie zou het niet meer aankunnen; Nederland zou veel meer doen dan anderen etc. Argumenten waarop valt af te dingen, maar die niet over het wezenlijke van de discussie zouden moeten gaan. Wij kunnen weg uit Uruzgan, maar moeten we het ook doen?
Zegt de hele discussie over blijven of vertrekken uit Afghanistan zo langzamerhand niet veel meer over onszelf en wat voor land wij zijn? Hoe serieus zijn wij eigenlijk over de zaken die wij in onze grondwet schrijven? Hoe echt is onze verontwaardiging als wij het over de schending van mensenrechten in de wereld hebben? Of is die solidariteit geografisch begrensd, met andere woorden genocide vinden we verwerpelijk tot aan - laten we zeggen - de Balkan. Daarbuiten gaat men zijn liederlijke gang maar. Wat wij in onze grondwet schrijven – dat wij zullen bijdragen aan het overeind houden van de internationale rechtsorde - en ons opgeheven vingertje is er dus eigenlijk alleen maar om ons een moreel verheven imago te geven. Doet het wel goed in het buitenland. En dat buitenland is natuurlijk belangrijk voor ons.
Voor onze welvaart zijn wij immers in belangrijke mate van dat buitenland afhankelijk. Wij zijn weliswaar de 16de economie van de wereld, maar wij zijn toch een kleine speler. Het argument van de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen is er eigenlijk alleen voor interne discussies, maar daar willen wij in internationaal verband liever niet aan worden herinnerd.
Indien wij al niet uit altruïstische overwegingen in Uruzgan willen blijven zouden we het in ieder geval uit egoïstische motieven moeten doen. Kunnen wij het ons bijvoorbeeld veroorloven dat dat deel van de wereld verder destabiliseert? Kunnen wij het ons veroorloven dat de Taliban in dat deel van de wereld sterker wordt en straks de beschikking krijgt over het nucleaire arsenaal van Pakistan?
En hoe zit het met al die anderen die het van ons moeten overnemen? Als de dijk op doorbreken staat, steekt iedereen de handen uit de mouwen en kun je niet zeggen: “ik kom twee dagen helpen en daarna moet iemand anders het maar doen”. Over welke anderen hebben we het eigenlijk? Iedereen doet al mee! Alle NAVO landen zitten in Afghanistan plus nog eens een 13 tal niet NAVO-landen. De Fransen vragen ons waarom wij niet - net als zij - ook in Afrika zitten; de Duitsers vragen aan ons waarom wij niet - net als zij - ook in Kosovo zitten; de Australiërs vragen ons waarom wij niet - net zoals zij - in Oost Timor zitten etc. En dan is er nog iets anders.
In onze globaliserende wereld zijn er steeds minder uitdagingen die wij alleen kunnen oplossen. Of het nu om het klimaat, de creditcrisis, de mensenrechten, de wereldhandel, of om grensoverschrijdende criminaliteit gaat: al deze zaken kunnen wij alleen in internationaal verband zekerstellen. Als wij in de internationale fora een sterk geluid willen laten klinken, zal men ons serieus moeten nemen. Dat doet de internationale omgeving niet meer als wij free-rider gedrag gaan vertonen. Met andere woorden: wij vinden het ook allemaal erg wat er gebeurd, maar bij ons moet u niet aankloppen. Wij trekken ons veilig achter de nationale dijken terug. Als we dat gaan doen (en in het geval van Afghanistan ons terugtrekken op juist dit cruciale moment) weten we één ding zeker. Nederland kan voortaan op die belangrijke onderwerpen maar beter zijn mond houden. Er zal dan niet meer naar ons worden geluisterd. Willen we dat echt?
Dick Berlijn was militair bij de Luchtmacht en werd in 2004 benoemd tot Chef-Defensiestaf (CDS) in de rang van generaal, de hoogste rang van de Luchtmacht. In 2005 werd hij Commandant der Strijdkrachten, de hoogste functie in de Nederlandse krijgsmacht. Op 17 april 2008 werd hij opgevolgd door generaal Peter van Uhm.
Vragen? Stel ze!
Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.