Merlijn Stoffels van het Rode Kruis bezocht de afgelopen twee weken Syrische vluchtelingen in Jordanië, Libanon en Syrië. Vanavond in EenVandaag de reportage, en hij schreef een dagboek over zijn reis: hier het verslag van 6 november, de dag die het meeste indruk maakte.

De laatste dag in Syrië. We worstelen ons door de files onderweg naar een loods met hulpgoederen. Veel wegen zijn in verband met de veiligheid dicht. Ook de checkpoints waar auto’s binnenstebuiten worden gekeerd houden het verkeer op.

Tussen de auto’s lopen militairen met een soort antennes op zoek naar bommen. Onderweg heb ik dus even de tijd om de gebeurtenissen van de afgelopen dagen op me in te laten werken. Zoveel indrukken en emoties. Dinsdag was veruit de heftigste dag. Voor het eerst in mijn leven staak ik een interview omdat ik anders in tranen ga uitbarsten. Wordt de 31ste hulpverlener van de Syrische Rode Halve Maan doodgeschoten. En zijn er doden en gewonden te betreuren na een bomaanslag op de historische bazaar in de oude binnenstad. Een van de mooiste plekjes van Damascus, vol met kraampjes met specerijen kleurrijk uitgestald. De collega’s van SARC rijden af en aan om eerste hulp te verlenen. Een van de vele mortierinslagen die dag in de stad.

Toch zijn er ook lichtpuntjes. Vlak voordat we naar Syrië vertrekken krijgen we het bericht dat dankzij onderlinge coördinatie tussen het Syrische leger en rebellen dinsdag duizenden mannen, vrouwen en kinderen mogen vertrekken uit de belegerde plaats Moadamiya. We zien beelden van duizenden mannen en vrouwen die grote tassen mee torsten, kinderen aan de hand. Sommigen huilden, anderen  werden ondersteund door medewerkers van de Syrische Rode Halve Maan of lagen op stretchers omdat ze niet meer konden lopen. Allen waren hongerig en uitgeput nadat ze maanden vastzaten  te midden van gevechten. 'We moeten deze mensen spreken', zeggen we tegen elkaar. Al achten we de kans wel heel klein dat het gaat lukken. De media mogen het immers ook niet.

De collega’s van SARC voorzien de vluchtelingen in de school waar ze worden opgevangen van hulpgoederen. Ze helpen ons om toestemming te krijgen voor dit unieke bezoek. Het gebouw, afgesloten met hekken en bewakers, ligt aan de rand van Damascus en kijkt uit op een dorre vlakte. Overal hangen foto’s van president Assad. In de vieze gangen rennen kinderen rond. In een van die klaslokalen, interview ik met mijn videocamera een van de vluchtelingen. Om me heen zitten de andere mannen op hun matrassen doodstil mee te luisteren met het gesprek. Een man met 30 familieleden begint ineens hartverscheurend te huilen als ik een andere man aan het interviewen ben. De man vertelt ons dat de helft van zijn familie niet mee kon of mocht. Of hij ze ooit nog gaat zien? Niemand die het weet. Wel weet hij dat de stad na zijn vertrek hevig is gebombardeerd.

Even later spreek ik met een jongen van 15. Hij vertelt mij hoe zijn leven er aan toe ging in Moadamiya. In de gevangenis, zoals hij het zelf noemt. Overdag ging hij met zijn vriendjes op zoek naar gras en bladeren van bomen om zijn maag te vullen. Als ik hem vraag of hij honger had, zegt hij dat zijn maag er op gegeven moment aan wende om leeg te zijn. Meerdere vriendjes van hem hebben het niet overleefd. Op de dag dat de bussen komen gelooft hij eerst niet dat hij weg mag. Behalve zijn kleren heeft hij niets mee kunnen nemen. Hij is boos dat hij al drie jaar niet naar school mag. Nu zit hij hier vast met zijn moeder en zusje. Geen idee of hij hier ooit weg kan. Als ik vraag hoe het nu verder moet, dan zegt hij dat zijn toekomst hem is ontnomen. Ik zie het verdriet in zijn ogen. Het gesprek grijpt me ineens teveel aan. Ik kan niets meer vragen, anders barst ik in tranen uit.

Eenmaal buiten spreek ik met een van de hulpverleners die de mensen heeft opgevangen toen ze aankwamen met de bussen. Hij had eten, drinken en kaas bij zich. Als hij een klein jongetje een stukje kaas geeft, barst die in tranen van blijdschap uit en rent van opwinding naar zijn vader. Het gezicht van dat jongetje is op zijn netvlies gebrand en zal hij nooit meer vergeten. De SARC vrijwilliger zegt zich grote zorgen te maken over de vele andere steden waar tot op de dag van vandaag de situatie precies hetzelfde is. De vluchtelingen zijn ons heel dankbaar dat we zijn gekomen om naar ze te luisteren.

Bij iedereen die ik gedag zeg besef ik dat het de laatste keer kan zijn dat ik ze zie. Na een klein uurtje rijden steken we vanuit Syrië de grens over naar Libanon. Weg uit een bloedige oorlog, die een prachtig land met een gastvrije bevolking verwoest. Zo veel verhalen die ik wil delen. Dat Nederlanders weten wat die mensen overkomt in de steden waar we geen toegang hebben. Iedereen die we spraken heeft groot verdriet door het verlies van familie en vrienden, en leiden emotioneel onder het dagelijkse geweld.

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.