Als je naar bijvoorbeeld een tenniswedstrijdje kijkt, kies je als kijker vaak partij: je kiest voor een favoriet(e) of heel soms kijk je geheel ‘blank’ en maakt het je echt niet uit wie er zal winnen.

In die laatste categorie heb ik mezelf heel erg vaak geplaatst; deels omdat ik vond en vind dat een journalist met een objectief oog naar sport moet kijken en zeker geen “fan in de pers box” mag worden.

Dat was, in de jaren dat ik het vak leerde, stelregel nummer een bij Studio Sport en hoewel het moeilijk was, hielden de meesten van ons zich daaraan.

Maar zoals altijd leven wij mensen met een merkwaardige eigenschap dat we bepaalde lieden wel en anderen weer niet mogen. We hebben, niet wetenschappelijk bewezen of verklaard, een bepaalde voorkeur en leven volgens die gevoelens.

Ik zal het makkelijk maken voor U lezer.

Als Roger Federer speelde was ik consequent voor hem, wie ook zijn tegenstander was.

Datzelfde heb ik als ik naar de San Antonio Spurs keek. Of naar een lange tijdrit van Fabian Cancellara. Of Southampton in de Premier League en Sparta in de Toto Divisie. Bij Real-Madrid-Barcelona (voetbal) was ik steevast en niet verklaard voor Barcelona. Uhhh, niet verklaard? Ok, ik vond Pepe zo’n schaap, zo’n enorme domoor en zo’n luizige schopper dat daardoor eigenlijk al mijn gevoelens naar Barcelona oversloegen. Hoe goed Ronaldo ook was, hij bleef van die vervelende (en verveelde) trekjes vertonen en ook dat was in het voordeel van Barca.

Als Femke Heemskerk zwemt, wil ik graag dat ze wint. Ik ben haar fan en kan dat niet anders verklaren dan dat ik haar fan ben. Andere gedachten hoeft U me niet aan te reiken, want die zijn er niet. Denk ik.

Nog meer voorkeuren?

Ik houd niet, om welke reden dan ook, van voetbalclubs die in geel-zwart spelen. In welke competitie dan ook. Voorts ben ik altijd voor Tom-Jelte Slagter en was ik, tijdens zijn loopbaan, een heftige fan van Steve Nash, de Canadese basketballer, die meer verstand en gevoel in zijn vingers had dan al zijn tegenstanders samen. Vond ik.

Ik was ook “voor” voetballer Kees van Kooten, voor volleyballer Avital Selinger en hockeyspeelster Kim Lammers. Ik had een ruime zwak voor wielrenner Tristan Hofman, voor de Boston Red Sox, ik hield en houd van de shirtjes van de Charlotte Hornets en bij Ard en Keesie dacht ik niet in een twee-eenheid, maar meer aan een leidende man en zijn aangever.

En ik was ‘voor’ Carl Verheyen, Gerrit Solleveld, Jan Siemerink en James Hunt. En ok, Rintje Ritsma en ik hebben een keer samen naar een inrijdende Russische schaatsenrijdster staan kijken die we niet bij naam kenden, maar we waren beiden meteen en onvoorwaardelijk ‘voor’ haar. 

Ja, klopt, dát had er dus ook mee te maken.

Dát heeft met licht onbestuurbare tintelingen in het lijf te maken.

Genoeg gebabbel uit de oude doos, wie was gisteren, op Roland Garros je favoriet?

O, daar heeft U me. Ik ben altijd ‘tegen’ Novak Djorkevic geweest. Niet tegen de man an sich, want hij kon en kan verrekte goed tennissen, maar ik wilde eigenlijk altijd dat zijn opponent won. In dit geval dus Andy Murray. Heeft U trouwens weleens het voorkeurspelletje met de Grote Vier van de wereld (tennis dus) gespeeld? Dus hoe ligt je voorkeur in de onderlinge confrontaties tussen Federer, Nadal, Djokovic en Murray.

Dat is een aangenaam familiespel als je dat met sportgekken aan tafel speelt. Je moet benoemen waarom de een wel en de ander niet. Bij mij kwam dat altijd zo uit dat ik alle drie de anderen voorkeur gaf boven Djokovic, hoewel ik, al meer dan anderhalf jaar en wellicht wel langer, wist dat Djokovic de beste speler van de vier was geworden.

Ja, hij is de ongekroonde koning van het mannentennis, maar soms kan ik me de regelrechte pestpokken ergeren aan zijn kleine misdragingen, zijn geveinsde pijntjes, zijn trucjes, zijn applausjes, zijn duimpjes omhoog voor zijn tegenstander, zijn pompende armen (die van Nadal zijn meer een circusact en onschuldig) en vooral de momenten als hij op zijn hartstreek gaat slaan om ons te tonen dat hij inderdaad ‘a big heart’ heeft.

Bullshit.

En ja, hij is de beste en dat gaf ik gisteren ook direct en breed toe, maar ik had gehoopt dat de in vele dingen wat slordige Murray iets meer kans zou hebben gehad op de winst.

Ik wist dat Djokovic na de laatst geslagen bal op zijn rug op het natte gravel zou gaan liggen en gelukkig deed hij dat: dat was zo heerlijk rolbevestigend. Dat hij daarna met de steel van zijn racket een hart in datzelfde gravel tekende en in dat hart ging liggen, hielp me in weer wat meer tegengif: voorspelbare eikel.

Neen, op zijn spelen is niets aan te merken; hij is vast, snel, soms geniaal, vast en vorstelijk, maar toch…het zijn die maniertjes die het hem doen. Zijn manier van kijken naar zijn tegenstander soms, zijn beweginkjes. De manier waarop hij zijn hoofd kan schudden na een score van de tegenstander…

En ach, laat het gaan, iedere gek heeft zijn gebrek, nietwaar?

Ik heb heel lang volkomen blank naar sport gekeken en doe dat eigenlijk nog steeds. Wie de NBA titel wint? Ik heb geen voorkeur. Ik zal zo objectief als het maar kan mijn verslag doen, zoals ik het bij Ziggo een heel seizoen lang gedaan heb.

Ja, ik vond wel dat er vaak heel matig gespeeld werd.

En ik vond ook dat zulks zelden door de Amerikaanse collega’s aangehaald werd…

Maar dat is weer een heel andere manier om naar sport te kijken.

Ik weet sinds enige tijd wel wie ik supporter bij de 200 meter sprint in Rio.

En dat doe ik niet alleen op grond van het feit dat we landgenoten van elkaar zijn.

Bij haar gaat het vooral om het “normaal zijn” en “normaal doen”.

Dat Dafne Schippers zo links en rechts ook weleens niet wint, gaat me nog niet in mijn zenuwen zitten.

O ja, afgelopen week was ik, ineens en bijna luidruchtig, voor Hingis en Paes in het gemengd dubbelspel. Voorkeuren zijn vaak onverklaarbaar, ze luisteren naar hele kleine, nauwelijks zichtbare karaktertrekjes van de sporters en zijn het bespreken met anderen meer dan waard.

Doe de Vier Grote Spelers test bij het tennis maar eens bij U aan tafel.

De feilloze, prachtig geklede Federer, de rafelige Murray met zijn hoge schoenen, de angstig via een vast schema aan zichzelf plukkende Nadal (en die onderbroek die steeds in de spleet zit) en de bijna onzichtbaar van zichzelf houdende Djokovic. Maak maar een schema, laat iedereen tegen elkaar spelen en kijk waar je voorkeur ligt en waarom. 

En ja, Djokovic is de beste speler ter wereld. Ruim. En het feit dat hij Frans heeft geleerd om het verveelde Franse publiek in de eigen taal te kunnen toespreken, is een dik pluspunt. Maar toch…

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.