De agenda was vol geweest. Overvol eigenlijk en bespottelijk voor een pensionado. Dat vond ik zelf eigenlijk ook wel, maar toegeven als zoiets (in kleine kring) bespreekbaar werd gemaakt, neen, natuurlijk niet.

Ik ben er nog eentje van het tijdperk waarin vaders of opa’s zeiden: “Van hard werken gaat niemand dood.” Mocht dat een geloof zijn, ik was een devoot volger. Maar toch, ik zag zelf ook wel in dat een week met drie live-wedstrijden in de NBA voor Ziggo, een avondvullend programma met Leo Blokhuis in Felix Meritis in Amsterdam (over goede muziek), een korte presentatie bij het Concours Hippique, drie columns, een artikel over muziek, twee maal drie kwartier spotschool, een bijdrage voor een radioprogramma, twee maal buiten de deur eten, driekwart dag tv-opnames, een twee uur durend bezoek van dochter met kleindochter, de “maandagavond-meiden”, een aan-tafelgesprek met Eva Jinek en 546374 andere, kleine zaken wellicht iets aan de stevige kant was.

“We gaan morgenochtend wel naar de Westerkerk,” zei mijn vrouw op zaterdag met iets van dwingende troost in haar stem.

Ik dacht daar niet meteen aan en zei niets.

“Het is een cantatedienst,” zei ze en ik zweeg nog steeds. Ik had nog zoveel te doen.

Dominee Oosterwijk was niet met een wijsvingertje aanwezig, maar legde allerlei menselijke valkuiltjes voor haar gehoor klaar.

Laat ik voorop stellen dat ik niet geloof (alleen in hard werken, maar dat had ik al gesteld) in welke God dan ook, maar een rustig bezoek aan een kerkdienst sla ik niet af.

Waarom?

In dit geval was het de muziek die werkelijk fabelachtig lekker bij me binnenkwam. “Oculi mei”, in de vroege zondagochtend, beter bestaat niet.

Later kwam daar “Nach dir, Herr, verlanget mich” nog overheen, met een sopraanstem (van Katharine Dain) die van honing was.

Kijk, als je je dan toch wilt overgeven aan een rustmoment is de binnenkant van een kerk soms een uitkomst. De muziek zweefde door het machtige bouwwerk en zorgde voor rust, voor evenwicht en voor een gevoel van diepe kalmte. Vreemd maar waar, sinds enige tijd draag ik een apparaatje om de pols waarmee een mens zijn of haar hartslag kan aflezen.

Ik zat om tien over elf op zondag met 48 slagen per minuut in een kerk. Als ongelovige, maar wel als gewoon, normaal mens.

Het “lekkerste” moment moest nog komen. Ik keek om me heen en luisterde naar gezang.

Ik dacht na: wat een idiote week lag er achter me. Komende week? Ach, een beetje minder chaotisch, nog een keer NBA, een aantal artikelen, wat programma’s, maar aan het eind van de week wel weer naar de overkant van de plas: de Superbowl, een paar dagen werken, Boston, basketbal, boekwinkels…

Toen kwam hét moment.

Ik was er, in het verleden, al vaker voor gevallen, maar nu helemaal.

Buiten luidden de klokken, het geluid hing even boven Amsterdam Centrum.

De liturgie gaf aan “stil gebed”.

Ik bad niet, want ik weet ook eigenlijk niet hoe dat moet en tot wie ik moet bidden, maar luisterde slechts. Ik luisterde heel hard, heel intensief, met alles dat ik in me had.

En wat hoorde ik?

Bijna volmaakte stilte.

Honderden mensen bijeen, maar een onwaarschijnlijk lekkere lichte stilte in de machtige ruimte van deze bijna plompe, maar wel fraaie kerk.

Het had nog minuten langer mogen duren, maar het was meer dan voldoende om in te zien dat de keuze van mijn vrouw perfect was geweest.

Blij zijn met stilte. Ik raad het eenieder aan. Probeer het maar ergens te vinden.

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.