Goed getrainde wielrenners presteren met EPO niet beter op de Mont Ventoux dan zonder. Dat is nog eens nieuws deze sportzomer. Doping is blijkbaar amper prestatiebevorderend, dat is tenminste wat Leidse wetenschappers denken aan te tonen met het grootste EPO-onderzoek ooit. EenVandaag-verslaggever Mark de Bruijn doet mee als proefpersoon. Volgende week zijn beeldverslag, vandaag alvast: de Ventoux.

Van EPO ga je vloeken. Onderweg grommend en gorgelend, eenmaal boven weer op adem ronkend en machteloos. Dit was de grote afspraak, enige kleinzerigheid is dan wel op zijn plaats. Provinciaal fietst berg op in de Provence. De berg wint.

Graag had hij onderweg zijn gedachten nog eens goed willen ordenen rond dit onderzoek. Voor de journalistiek, de wetenschap en wie het horen wil. Maar het klotsende, kruiende melkzuur zit in de weg, het hoofd wil stoppen maar ook weer niet. Voor het eerst in maanden interesseert het hem geen reet wat ze ingespoten hebben.

Dit hadden zijn gedachten kunnen zijn: Al dat geredeneer en gepsychologiseer waren zinloos voorspel. Hiér ligt het antwoord, op de flanken van de Ventoux en dat antwoord is duidelijk. Stel dat ik bij de EPO-groep zit, dan was er nog nooit een wielrenner met EPO trager. Dan haal ik met dit resultaat mijn hele testgroep omlaag.

Nou en. Een halve dag lang blaast de mistral het peloton bijkans omver. Van alle elementen die het wielrennen mooi maken hou ik eigenlijk alleen van stijgend asfalt, kilometers lang, liefst steil en gladgestreken. Aan kou heb ik een hekel, net als regen en wind. Type veel lullen en niet poetsen. Niet schrobben, meer de wasverzachter.

Na dit experiment verdwijnt mijn rennersleven waar het hoort: in de statistiekloze anonimiteit. Rijden in een peloton, daar houd ik ook al niet van. 120 kilometer lang bungel ik achteraan, dan moet de berg nog komen.

Daar zie ik ze voorgoed wegrijden. In mijn laatste heldere momenten verdenk ik ze van veel méér dan EPO-gebruik. Een stelletje wedstrijdrijders dat het opneemt tegen weerloze recreanten, wat is dit hele onderzoek eigenlijk waard. Ik sluit een langdurige vriendschap met mijn kleinste versnelling, gelukkig haal ik nog wat renners in met hun zwarte proefpersoon-shirtjes.

Een stille tocht wordt het, bijna twee uur lang. Zo lang zitten we daarna ook in de bus te wachten boven op de berg, buiten is het steenkoud.

Er moet nog bloed afgetapt worden en dat lukt niet. Wielrenners krijgen dik bloed na zo'n inspanning. Een van de leukste verpleegsters prikt twee keer mis, ze is me in die drie maanden altijd meneer De Bruijn blijven noemen. Ik ga verzitten en voel de kramp in mijn bovenbenen schieten. Per ongeluk prikt ze zichzelf, maar we zien er allebei de humor niet van in.

Achter de bus probeer ik voor de wetenschap een potje vol te druppelen met mijn vermoeide urine, bij minstens windkracht zes. Een enkeling draagt zijn helm nog. Wie niet versuft voor zich uit zit te staren praat over kommetjes op Strava, de lievelings-app van deze doelgroep.

Na het eten zal de bus die riekt naar vermoeide wielrenners 's nachts nog terug naar Nederland rijden. Hij keert op een parkeerplaats.

In de berm zie ik een schaap op zijn rug liggen, het beestje crepeert.

Ik aarzel de chauffeur tot stoppen te manen, maar zeg niets, alsof de kramp zal overslaan naar mijn stem. Niemand zegt iets, achter me keuvelen ze verder over Strava-kommetjes, ik zou een slechte verliezer zijn als ik ze nu zou vragen hun mond te houden.

En de bus rijdt verder.

Vragen? Stel ze!

Heb je nog vragen of wil je reageren? Stuur ons dan hier een berichtje in onze chat. Elke donderdag vertellen we in de Doe mee-nieuwsbrief wat we met alle reacties doen. Wil je die in je mail? Meld je dan hier aan.